ECLI:NL:RBMNE:2021:3867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/2674
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 5 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van een persoon, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na de intrekking van het recht op (bijzondere) bijstand door de gemeente, met ingang van 1 maart 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er onverwijlde spoed vereist is. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood. Verzoeker heeft geen onderbouwing geleverd voor zijn gestelde financiële noodsituatie, ondanks een verzoek van de griffier om aanvullende informatie.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2674

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2021 de zaak tussen

[verzoeker] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam], te [plaats] , verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers recht op (bijzondere) bijstand met ingang van 1 maart 2021 ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker bij het verzoekschrift niet heeft aangegeven waar zijn spoedeisend belang in is gelegen en dat verzoeker geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van het spoedeisend belang. Bij brief van 23 juni 2021 is daarom door de griffier gevraagd om nadere onderbouwing van de financiële situatie van de heer [naam] , waarbij is verzocht om kopieën van bankafschriften, kopieën van aanmaningen indien sprake is van schulden en eventuele stukken met betrekking tot huisuitzetting. Verzoeker heeft op deze brief niet gereageerd. Er is dus geen enkele onderbouwing van de gestelde financiële noodsituatie. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is.
4. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het primaire besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand kan houden.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.