ECLI:NL:RBMNE:2021:3863

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/979
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en proceskostenveroordeling na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar deze was per 4 maart 2019 stopgezet omdat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar aanvankelijk ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 27 januari 2020. Tijdens de zitting op 26 januari 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om gebreken in de procedure te herstellen. Dit leidde uiteindelijk tot een besluit van 15 juni 2021, waarin verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaarde en haar een loongerelateerde WGA-uitkering toekende per 4 maart 2019. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.496,-. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2019 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij per 4 maart 2019 geen uitkering krijgt op grond van de Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Bij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021 met behulp van Skype. Eiseres heeft deelgenomen aan deze Skype-zitting, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 1 maart 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder in de gelegenheid is gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen.
De rechtbank heeft de termijn om de gebreken te herstellen bij tussenuitspraken van
26 april 2021 en 4 juni 2021 tweemaal verlengd.
Bij besluit van 15 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard en haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend per 4 maart 2019.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft niet gereageerd binnen de door de rechtbank gestelde termijn.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Omdat verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond heeft verklaard bij besluit van 15 juni 2021 en alsnog een WIA-uitkering aan verzoekster heeft toegekend per
4 maart 2019 is verweerder naar het oordeel van de rechtbank tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).
4. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.