ECLI:NL:RBMNE:2021:3849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
524898 HA RK 21-176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de rechtbank Midden-Nederland niet ontvankelijk verklaard

Op 12 augustus 2021 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. De verzoeker, die verblijft in een penitentiaire inrichting, heeft op 15 juli 2021 de rechters mr. E. Slager, mr. J.A. Spee en mr. A. Maas gewraakt in een strafzaak met parketnummer 16/257547-20. Het verzoek is ingediend omdat de verzoeker meent geen eerlijk proces te krijgen en de rechtbank beschuldigt van corruptie. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2021 waren de rechters en de officier van justitie niet aanwezig, terwijl de verzoeker wel ter zitting verscheen. De verzoeker heeft aangegeven dat er vormfouten zijn gemaakt in haar zaak, waaronder verkeerde data in het bevel tot inverzekeringstelling en discrepanties in haar handtekening.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoek niet gericht kan worden tegen de gehele rechtbank, maar enkel tegen de rechters die de zaak behandelen. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat zij haar belangen zelf wil behartigen zonder advocaat, ondanks dat zij eerder advocaten niet heeft geaccepteerd. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek tot wraking niet voldoet aan de eisen van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een wrakingsverzoek enkel kan worden ingediend tegen de rechters die de zaak behandelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 524898 HA RK 21-176
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 12 augustus 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv)
van:
[verzoeker] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [locatie] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 15 juli 2021 de meervoudige strafkamer bestaande uit
mr. E. Slager, mr. J.A. Spee en mr. A. Maas (verder te noemen: de rechters) gewraakt in de zaak met parketnummer 16/257547-20. Belanghebbende is het Openbaar Ministerie met mr. B. Nitrauw als officier van justitie.
1.2.
De mondelinge behandeling van dit verzoek is bepaald op 6 augustus 2021. Verzoeker is ter zitting verschenen. De rechters en de officier van justitie zijn niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk aantekening gehouden.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij geen eerlijk proces krijgt bij de rechtbank Midden-Nederland. Zij beschuldigt deze rechtbank van corruptie. Verder zijn er bij de behandeling van haar zaak vormfouten gemaakt. Er worden in het bevel inverzekeringstelling verkeerde data genoemd en haar handtekening en initialen onder het proces-verbaal bij de politie komen niet overeen. Om dat aan te tonen wil zij getuigen horen. Op haar verzoeken om uitstel wordt echter niet gereageerd. Als gevolg van de vormfouten zou zij onmiddellijk moeten worden vrijgelaten uit voorlopige hechtenis. Verzoeker heeft verder ter zitting aangegeven dat uit de reactie van de rechters op haar wrakingsverzoek blijkt dat haar schuld al vast staat, omdat daarin wordt verwezen naar het observatierapport van het Pieter Baan Centrum. Zij wraakt de rechters van de locatie Utrecht van de rechtbank Midden-Nederland. Met deze rechters bestaan al problemen vanaf het moment dat zij onder bewind werd gesteld.
2.2.
De rechters berusten niet in het wrakingsverzoek. Het wrakingsverzoek lijkt, zo stellen zij, met name te zijn ingegeven door het idee van verzoeker dat zij geen eerlijk proces krijgt bij de rechtbank Midden-Nederland. Zij beschuldigt deze hele rechtbank van corruptie. Welke argumenten hieraan ten grondslag liggen is de rechters niet duidelijk geworden. De rechters hebben de indruk dat de opstelling van verzoeker mogelijk samenhangt met haar problematiek. Nadat haar advocaat zich daags voor de pro forma zitting van 15 juli 2021 had teruggetrokken, is aan verzoeker een advocaat toegevoegd om haar belangen op de zitting te behartigen. Verzoeker heeft op de zitting te kennen gegeven deze advocaat niet te accepteren, omdat deze haar door de volgens haar corrupte rechtbank Midden-Nederland was toegevoegd. Als gevolg van technische problemen was het op 15 juli 2021 niet mogelijk om een telehoorverbinding tot stand te brengen. Verzoeker is daarom, niet ideaal, telefonisch gehoord. Om die reden is haar aangeboden om haar nog dezelfde dag of de volgende dag naar de rechtbank te laten brengen. Verzoeker gaf echter aan daar geen behoefte aan te hebben omdat zij de zitting als een poppenkast beschouwde.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker heeft ter zitting te kennen gegeven haar belangen zelf, zonder bijstand van een advocaat, te willen, kunnen en moeten behartigen in dit wrakingsverzoek. Zij wil geen toegevoegde advocaat. De wrakingskamer stelt vast dat uit het dossier volgt, dat verzoeker al tot tweemaal toe de aan haar toegevoegde advocaat niet heeft geaccepteerd en dat die advocaten vervolgens hebben bericht haar niet (langer) bij te zullen staan. Onder deze omstandigheden is het zinloos om verzoeker wederom een advocaat toe te voegen voor de behandeling van het wrakingsverzoek, die verzoeker vervolgens niet zal accepteren.
3.2.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
Het verzoek tot wraking is niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 512 Sv kan een wrakingsverzoek enkel worden gericht tegen elk van de rechters die de betreffende zaak behandelen en niet tegen een deel van of tegen de gehele rechtbank Midden-Nederland, zoals verzoeker doet. De wrakingskamer heeft er hierbij ook op gelet dat verzoeker ter zitting uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven, dat haar wrakingsverzoek niet de rechters betreft, maar de hele gang van zaken vanaf oktober 2020, toen voor het eerst over haar voorlopige hechtenis werd beslist.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters en andere betrokken partijen, alsmede aan de teamvoorzitter van de afdeling strafrecht, waarin de rechters werkzaam zijn, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/257547-20 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.C. Stijnen, voorzitter, A.M. Crouwel en G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2021.
de griffier is verhinderd deze beslissing
te ondertekenen
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.