5.1De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Of het belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, is onder andere te bepalen door de mate waarin iemand rechtstreeks geraakt wordt door een besluit. Gelet op de afstand van de woonplaats van eiseres tot de Oostvaardersplassen stelt de rechtbank vast dat eiseres geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen heeft. Dat eiseres veel tijd en werk besteedt aan onderzoek naar anticonceptie bij grote grazers is onvoldoende om belanghebbendheid bij deze zaak aan te nemen. Eiseres is daarom geen belanghebbende bij het handhavingsverzoek.
6. Over de belanghebbendheid van rechtspersonen is in artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaald dat als hun belangen worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Om te kunnen bepalen of de rechtspersonen in deze zaak belanghebbend zijn bij een besluit op hun handhavingsverzoek, zijn in de eerste plaats in beginsel de statutaire doelstellingen van de rechtspersonen doorslaggevend. Als sprake is van hele ruime statutaire doelstellingen dan kan uit de feitelijke werkzaamheden van de rechtspersoon blijken dat zij een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft.
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rechtspersonen in deze zaak niet als rechtstreeks belanghebbende aan te merken het handhavingsverzoek. Uit de statutaire doelstellingen van alle stichtingen volgt dat zij zich richten op activiteiten die te maken hebben met dierenwelzijn in algemene zin of met het welzijn van onder andere honden, katten en paarden. Geen van de stichtingen houdt zich blijkens haar statutaire doelstelling bezig met het welzijn van diersoorten waarvoor het Natura 2000-gebied de Oostvaardersplassen is aangewezen. Dit betekent dat de statutaire doelstellingen van de stichtingen niet feitelijk door een besluit op het handhavingsverzoek gericht op het overtreden van de natuurvergunningplicht worden geraakt en dat de stichtingen geen belanghebbende zijn bij een verzoek om handhaving. Welke feitelijke werkzaamheden de stichtingen verrichten om hun doelstellingen te bereiken is daarom voor de beoordeling in deze zaak niet meer van belang.
Is sprake van het niet tijdig nemen van een besluit?
8. Omdat de stichtingen naar het oordeel van de rechtbank geen belanghebbenden zijn, is hun handhavingsverzoek van 22 juni 2021 geen aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Dit betekent dat gedeputeerde staten niet binnen een wettelijke of redelijke termijn een besluit dienden te nemen op het verzoek van eisers om handhavend op te treden.
Eisers hebben gedeputeerde staten dan ook ten onrechte in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op hun handhavingsverzoek.
9. Omdat er in deze zaak geen sprake is van een aanvraag, kan er ook geen sprake zijn van een met een appellabel besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zoals bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Alleen de reactie van gedeputeerde staten op een verzoek om handhaving van een belanghebbende kan immers als een besluit worden aangemerkt. Dit betekent dat het voor eisers gelet op het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb niet mogelijk was om beroep in te stellen bij de rechtbank. Voor zover het beroep ontvankelijk is, is de rechtbank daarom onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.