ECLI:NL:RBMNE:2021:3840

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/2744
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het doden van heckrunderen in de Oostvaardersplassen

Op 13 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de opdracht van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland aan Staatsbosbeheer om heckrunderen en zieke konikpaarden te doden in de Oostvaardersplassen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de verzoekers, M.H. Middelkamp, niet namens alle verzoekers een geldige machtiging heeft overgelegd, waardoor de verzoeken van Stichting Wildlife At Risk International en Stichting Help Norma niet-ontvankelijk zijn verklaard. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat alleen de Stichting een Dier een Vriend als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat deze stichting zich inzet voor de belangen van dieren en feitelijke werkzaamheden verricht die verband houden met de opdracht.

De voorzieningenrechter heeft de rechtmatigheid van de opdracht beoordeeld en geconcludeerd dat er geen vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is, omdat het afschot plaatsvindt in het kader van een beheermaatregel. Ook is geoordeeld dat er geen verplichting tot inspraak bestaat, aangezien de opdracht niet onder de werking van het Verdrag van Aarhus valt. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de overige stichtingen en verzoeker sub 1 afgewezen, omdat hun belangen niet zwaarwegend genoeg zijn om een voorlopige voorziening te treffen. De opdracht blijft in stand, met de beperking dat er al een eerdere voorziening is getroffen over de doelstand van de populatie.

De uitspraak benadrukt het belang van geldige machtigingen voor gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder belanghebbendheid kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft de zaak openbaar gemaakt en geen rechtsmiddel tegen de uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2744
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. [verzoeker sub 1]te [woonplaats]
2. Stichting Wildlife At Risk Internationalgevestigd in Amsterdam,
3. Stichting Abandoned Pets Foundationgevestigd in Noordwolde,
4. Stichting een Dier een Vriend (E.D.E.V./Edev)gevestigd in Utrecht,
5. Stichting Zinloos Geweld tegen Dierengevestigd in Enschede,
6. Stichting Paard Zoekt Baasgevestigd in Enschede,
7. Stichting Help Normagevestigd in Noordhorn,
(allen: gemachtigde M.H. Middelkamp )
samen verzoekers,
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigden: mr. L. Schippers en mr. T. Brouwer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Staatsbosbeheer, gevestigd in Amersfoort
(gemachtigde: mr. M. van Egmond).

Inleiding

Met het besluit van 28 april 2021 hebben gedeputeerde staten aan Staatsbosbeheer de opdracht gegeven om vanaf 1 augustus 2021 in de Oostvaardersplassen heckrunderen en zieke of gebrekkige konikpaarden te doden met gebruikmaking van het geweer.
Verzoekers in deze zaak willen dat voorkomen. Zij hebben daarom bij gedeputeerde staten bezwaar gemaakt tegen de opdracht, en hebben de voorzieningenrechter gevraagd om het besluit te schorsen in afwachting van een beslissing op het bezwaar. Vooruitlopend op de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een ordemaatregel te treffen. Dit verzoek tot het treffen van een ordemaatregel is met de brief van 21 juli 2021 afgewezen.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 4 augustus 2021. [verzoeker sub 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, die daarnaast de zes stichtingen vertegenwoordigde. Gedeputeerde staten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Staatsbosbeheer heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] .
Overwegingen
Zijn namens alle verzoekers geldige machtigingen overgelegd?
1. Op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter van een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen. Bij voorbereiding van de zaak heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat door de gemachtigde van verzoekers, Middelkamp , niet namens alle verzoekers een geldige machtiging is overgelegd. Middelkamp is daarom in de gelegenheid gesteld om dit uiterlijk op 2 augustus 2021 te herstellen. Na een verzoek om uitstel is Middelkamp in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op de zitting de ontbrekende machtigingen te overleggen.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat Middelkamp ook op de zitting geen geldige machtiging heeft overgelegd van stichting Wildlife At Risk International en stichting Help Norma. De voorzieningenrechter kan daarom niet vaststellen dat Middelkamp bevoegd is om deze partijen als gemachtigde te vertegenwoordigen in deze procedure. Dit betekent dat de verzoeken voor zover die zijn ingediend namens stichting Wildlife At Risk International en stichting Help Norma niet-ontvankelijk zijn gelet op het bepaalde in artikel 6:6, onder a, van de Awb.
Is er een spoedeisend belang?
3. Verzoekers hebben een spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter. De opdracht is op 1 augustus 2021 ingegaan en gedeputeerde staten hebben op de zitting gezegd dat zij niet precies weten wanneer er een beslissing volgt op het bezwaarschrift. Daar komt bij dat Staatsbosbeheer op de zitting heeft laten weten dat zij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten.
Zijn verzoekers belanghebbende bij hun bezwaarschrift?
4. In deze zaak zullen gedeputeerde staten in de bezwaarschriftprocedure allereerst de belanghebbendheid moeten beoordelen van verzoekers. Zij hebben in deze procedure het standpunt ingenomen dat verzoekers geen belanghebbende zijn bij hun bezwaarschrift. De voorzieningenrechter vormt daarover in deze zaak een voorlopig oordeel.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uitsluitend de stichting een Dier een Vriend als belanghebbende in bezwaar worden aangemerkt. Voor de overige stichtingen geldt dat hun doelstellingen te algemeen zijn geformuleerd om daarin belanghebbendheid bij de opdracht aan te nemen. Bovendien hebben zij geen feitelijke werkzaamheden die raken aan de opdracht. Voor verzoekster [verzoeker sub 1] geldt dat zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende is bij het primaire besluit omdat haar belangen, gelet op de afstand tussen haar woonplaats en de Oostvaardersplassen, niet rechtstreeks bij het besluit betrokken zijn.
6. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek moet worden afgewezen voor zover dat is ingediend namens [verzoeker sub 1] en de stichtingen, uitgezonderd de stichting een Dier een Vriend. Omdat de voorzieningenrechter er weinig twijfel over heeft dat hun bezwaren niet-ontvankelijk verklaard zullen worden, is er vervolgens weinig ruimte om gewicht toe te kennen aan hun belangen bij het treffen van een voorlopige voorziening.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stichting een Dier een Vriend (hierna: verzoekster) wel belanghebbende bij de opdracht. Verzoekster heeft in haar statutaire doelstellingen onder andere opgenomen dat zij opkomt voor de belangen en rechten van dieren. Het voorkomen van afschot van heckrunderen en zieke konikpaarden raakt aan deze statutaire doelstelling van verzoekster. Bovendien volgt uit de website van verzoekster en de activiteiten die daarop beschreven staan dat verzoekster ook feitelijke werkzaamheden verricht om de statutaire doelstellingen te verwezenlijken. Bij het aannemen van belanghebbendheid voor verzoekster heeft de voorzieningenrechter verder betrokken dat de opdracht gaat over afschot van grote grazers in de Oostvaardersplassen. Dit is een groot Natura 2000-gebied dat regelmatig nationaal in de maatschappelijke belangstelling staat voor wat betreft de maatregelen rondom het beheer van de grote grazers. Hoewel de doelstelling van verzoekster vrij algemeen geformuleerd is, raakt die daarom wel aan de opdracht die een onderdeel uitmaakt van deze beheermaatregelen.
8. De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel over de belanghebbendheid van verzoekers in de bezwaarschriftprocedure een voorlopig oordeel betreft. Het is aan gedeputeerde staten om zich een zelfstandig oordeel te vormen over de belanghebbendheid van alle verzoekers in de bezwaarschriftprocedure. Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat verzoekster belanghebbende is, betekent dat de voorzieningenrechter ook een oordeel zal geven over de inhoudelijke bezwaargronden die verzoekster heeft gericht tegen de opdracht.
Beoordelingskader voorlopige voorziening
9. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om de opdracht om de heckrunderen en zieke konikpaarden te doden, te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee de kans van slagen van het bezwaarschrift, en hij weegt de belangen van verzoekster, van gedeputeerde staten en van Staatsbosbeheer bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van de opdracht, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekster bij het schorsen daarvan.
10. Op 7 juli 2021 geeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een andere stichting tegen dezelfde opdracht. [1] Daarbij is de voorlopige voorziening getroffen dat de opdracht tot afschot van gezonde heckrunderen mag worden gebruikt tot een doelstand van 300 heckrunderen. Verzoekster in deze zaak heeft grotendeels dezelfde gronden aangevoerd als de stichting in het eerder behandelde verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om over die punten nu anders te oordelen dan dat hij eerder heeft gedaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om de grond dat de populatie van de grote grazers in de Oostvaardersplassen ook op andere wijze, bijvoorbeeld door anticonceptie, kan worden beheerst. Voor de overwegingen ten aanzien van die punten verwijst de voorzieningenrechter naar de eerder genoemde uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
11. De voorzieningenrechter heeft verzoekster gevraagd om toe te lichten waarom zij vindt dat er nu een verdergaande voorziening moet worden getroffen dan de voorzieningenrechter in zijn eerdere uitspraak al heeft gedaan. Verzoekster heeft toegelicht dat zij vindt dat er een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is en een passende beoordeling moet worden gemaakt voor het afschieten van de heckrunderen en zieke konikpaarden in de Oostvaardersplassen. Doordat er vrachtwagens en tractoren in het gebied rondrijden slaat er stikstof neer in het natuurgebied met schadelijke gevolgen voor de dieren en de flora en fauna in de Oostvaardersplassen. Daarnaast heeft verzoekster aangevoerd dat gedeputeerde staten ten onrechte geen mogelijkheid hebben geboden tot inspraak bij het verlenen van de opdracht. De voorzieningenrechter zal deze twee aanvullende gronden beoordelen.
Is er een vergunningplicht op grond van de Wnb?
12. Gedeputeerde staten hebben over dit punt op de zitting toegelicht dat er volgens hen geen sprake is van een vergunningplicht op grond van de Wnb. Afschot vindt namelijk plaats in het kader van een beheermaatregel. Daarnaast is volgens gedeputeerde staten op basis van objectieve gegevens op voorhand uit te sluiten dat de activiteiten significante effecten hebben op het Natura 2000-gebied. Gedeputeerde staten hebben in dat kader gewezen op hun ervaringen als bevoegd gezag in het gebied en eerdere besluitvorming op grond van de Wnb. Gedeputeerde staten hebben toegezegd dit in de beslissing op bezwaar nader toe te lichten en te onderbouwen.
13. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt en betrekt daarbij dat verzoekster alleen heeft aangevoerd dat afschot vergunningplichtig is vanwege de stikstofdepositie in het gebied, terwijl gedeputeerde staten erop gewezen hebben dat de Oostvaarderplassen geen stikstofgevoelig gebied is. Verzoekster heeft daarop niet gereageerd. De conclusie van de voorzieningenrechter is daarom dat de vergunningplicht uit artikel 2.7 van de Wnb niet op voorhand in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van de opdracht tot het afschieten van de heckrunderen en zieke konikpaarden. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er nogmaals op dat dit een voorlopig oordeel is in het kader van de voorlopigevoorzieningprocedure en bij de huidige stand van zaken. Gelet op het hiervoor gegeven oordeel gaat de voorzieningenrechter niet nader in op de ontkenning van verzoeker dat afschot plaatsvindt in het kader van een beheermaatregel.
Was een mogelijkheid tot inspraak vereist?
14. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat een ieder de mogelijkheid tot inspraak geboden had moeten worden voordat aan Staatsbosbeheer de opdracht zou worden gegeven om de populatie grote grazers in het gebied te beperken. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verzoekster naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 juli 2021. [2]
15. De voorzieningenrechter volgt verzoekster daarin niet. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS volgt dat het bevoegd gezag afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht moet toepassen bij het verlenen van vergunningen in de zin van artikel 2.7 van de Wnb. De voorzieningenrechter stelt voorop dat afdeling 3.4 van de Awb uitsluitend de mogelijkheid biedt tot inspraak voor belanghebbenden, en niet voor een ieder. Bovendien is in deze zaak sprake van een opdracht in de zin van artikel 3.18 van de Wnb in plaats van een vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wnb. Anders dan de natuurvergunningplicht uit artikel 2.7 is de mogelijkheid uit artikel 3.18 om een opdracht tot afschot te verlenen een nationale regeling over wildbeheer, en geen implementatie van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. De lijn van de ABRvS in de hiervoor genoemde uitspraak kan niet doorgetrokken worden naar deze zaak, omdat de verleende opdracht niet onder de werking van het Verdrag van Aarhus valt. Dit betekent dat gedeputeerde staten niet gehouden waren om inspraak te verlenen voordat de opdracht werd verleend.

Conclusie

16. Uit deze uitspraak volgt dat de verzoeken, voor zover ingediend namens de Stichting Wildlife At Risk International en de Stichting Help Norma, niet-ontvankelijk zijn. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is alleen de Stichting een Dier een Vriend belanghebbende in bezwaar. De inhoudelijke standpunten van deze stichting zijn in bezwaar weinig kansrijk. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het belang van verzoekster zwaarder te laten wegen en in deze zaak een voorziening te treffen. Dit betekent dat de opdracht in stand blijft met de beperking dat door de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter over deze opdracht al een voorziening is getroffen over de doelstand.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover ingediend namens de Stichting Wildlife At Risk en de Stichting Help Norma;
- wijst het verzoek af voor zover ingediend namens de overige stichtingen en [verzoeker sub 1] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 augustus 2021 en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.