ECLI:NL:RBMNE:2021:3836

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/3879
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag op grond van bedreiging volksgezondheid en hoorplicht

In deze zaak heeft eiseres, een Tanzaniaanse nationaliteit, een visum aangevraagd voor een kort verblijf in Nederland met als doel familiebezoek. De aanvraag werd op 17 februari 2020 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, waarna eiseres bezwaar aantekende. Dit bezwaar werd op 1 mei 2020 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. Tijdens de zitting op 6 juli 2021 was eiseres aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de verweerder, de minister, niet verscheen. De rechtbank deed onmiddellijk uitspraak na de zitting.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De afwijzing van de visumaanvraag was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder onvoldoende bewijs van het doel van het verblijf en de omstandigheid dat eiseres in verband met de coronapandemie als een bedreiging voor de volksgezondheid werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de afwijzingsgrond met betrekking tot de volksgezondheid voldoende was om de aanvraag af te wijzen, waardoor de andere gronden niet verder hoefden te worden besproken. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat eiseres niet op haar bezwaar hoefde te worden gehoord, omdat de afwijzingsgrond onder c al afdoende was voor de beslissing.

De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat op grond van de wet geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3879
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Inleiding en procesverloop

Eiseres heeft de Tanzaniaanse nationaliteit. Zij heeft een visum aangevraagd voor verblijf bij [A] (de referent). Het doel van de visumaanvraag is familiebezoek.
Bij besluit van 17 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 1 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres in het primaire besluit afgewezen op de gronden dat
a. het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond, en
b. het voornemen van eiseres om Nederland te verlaten vóór het verstrijken van het visum niet kon worden vastgesteld.
In het bestreden besluit deze afwijzingsgrond gehandhaafd en daaraan nog een afwijzingsgrond toegevoegd. Dit betreft de omstandigheid dat
c. eiseres in verband met de coronapandemie wordt beschouwd als een bedreiging van de volksgezondheid.
2. In beroep heeft eiseres de afwijzingsgronden onder a. en b. betwist. Zij heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om haar op deze twee afwijzingsgronden te horen op haar bezwaar.
3. Artikel 32, eerste lid, van de Visumcode geeft diverse gronden voor de afwijzing van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Elk van deze afwijzingsgronden kan op zich een beslissing tot afwijzing dragen. De afwijzingsgrond als hiervoor genoemd onder c is voor verweerder dus al afdoende geweest om tot een afwijzende beslissing te komen. Om die reden blijft het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de afwijzingsgronden onder a. en b. geen bespreking meer behoeven.
4. Voor verweerder zou er alleen aanleiding zijn geweest om eiseres op haar bezwaar te horen, wanneer dit gehoor betrekking zou hebben gehad op de afwijzingsgrond genoemd onder c. De aanvraag, het bezwaarschrift en het verhandelde ter zitting bevatten geen aanknopingspunten om hiertoe over te gaan. Verweerder hoefde eiseres dus niet te horen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.