ECLI:NL:RBMNE:2021:3835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/842
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet zonder dringende redenen

In deze zaak gaat het om eisers die een bijstandsuitkering ontvingen op basis van de Participatiewet (Pw) met ingang van 2 april 2020. De gemeente Almere heeft op 23 november 2020 het recht op bijstand van eisers ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2020 en heeft de bijstandsuitkering herzien voor de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2020. Dit besluit is in rechte vast komen te staan, omdat eisers hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt. Vervolgens heeft de gemeente op 26 november 2020 een terugvordering ingesteld van de ten onrechte ontvangen bijstand over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 augustus 2020, tot een bedrag van € 2.663,50. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een herziening van het besluit op 3 februari 2021, waarbij het terugvorderingsbedrag werd aangepast naar € 1.327,61. Op 24 juni 2021 heeft de gemeente het eerdere besluit opnieuw herroepen, waardoor het terugvorderingsbedrag verder werd verlaagd naar € 1.022,23. Tijdens de zitting op 30 juni 2021, waar eisers niet aanwezig waren, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat er geen dringende redenen zijn aangetoond om de terugvordering achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat de financiële gevolgen van de terugvordering pas optreden op het moment van terugbetaling en dat eisers bescherming kunnen inroepen op basis van de regels over de beslagvrije voet. De uitspraak is gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/842
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] te [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: W.M. Haitjema-Oegema).

Procesverloop

Eisers ontvingen een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 2 april 2020.
Bij besluit van 23 november 2020 heeft verweerder het recht op bijstand van eisers ingetrokken vanaf 1 augustus 2020 en herzien over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2020. Eisers hebben geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Dit besluit staat dus in rechte vast.
Bij besluit van 26 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de ten onrechte door eisers ontvangen bijstand in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 augustus 2020 teruggevorderd tot een bedrag van € 2.663,50. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 februari 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat het terugvorderingsbedrag wordt aangepast omdat eisers in de maand juli 2020 geen aanvullende bijstand hebben ontvangen. De ten onrechte door eisers ontvangen bijstand in de maanden mei, juni en augustus 2020 wordt teruggevorderd tot een bedrag van € 1.327,61.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit I herroepen en beslist dat het terugvorderingsbedrag wordt aangepast omdat eisers in de maand juli 2020 recht hadden op een bedrag van € 305,38 aan aanvullende bijstand inclusief vakantietoeslag. De ten onrechte door eisers ontvangen bijstand wordt teruggevorderd tot een bedrag van € 1.022,23.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021, via een Skypeverbinding. Eisers zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eisers krijgen dus geen gelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De gemeente heeft beslist dat eisers in de maanden mei, juni en augustus 2020 teveel bijstand hebben ontvangen en dat zij dit moeten terugbetalen. De gemeente vindt dat er geen dringende redenen zijn om de terugvordering achterwege te laten.
3. Eisers zijn het niet eens met de beslissing van de gemeente. Eiser voert aan dat hij in september een ongeluk heeft gehad. Nadat hij daarvan was hersteld in februari, kon hij geen werk vinden. Hij heeft dus geen inkomen. Het inkomen van eiseres is onvoldoende. Zij kunnen het bedrag, dat verweerder heeft teruggevorderd, dus niet betalen.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder de teveel door eisers ontvangen bijstand in de maanden mei, juni en augustus 2020 van eisers mocht terugvorderen. De omstandigheden die eisers hebben aangevoerd leiden, hoe vervelend deze ook mogen zijn, niet tot het oordeel dat de terugvordering voor eisers onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen heeft. Er is dus niet gebleken van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Verder is van belang dat de financiële gevolgen van de beslissing van de gemeente zich pas voordoen op het moment dat eisers de te veel ontvangen bijstand terug moeten betalen aan verweerder. Daarbij hebben eisers als schuldenaren bescherming, of kunnen zij deze bescherming van de regels over de beslagvrije voet inroepen. [1]
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Als neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.