ECLI:NL:RBMNE:2021:3835
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet zonder dringende redenen
In deze zaak gaat het om eisers die een bijstandsuitkering ontvingen op basis van de Participatiewet (Pw) met ingang van 2 april 2020. De gemeente Almere heeft op 23 november 2020 het recht op bijstand van eisers ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2020 en heeft de bijstandsuitkering herzien voor de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2020. Dit besluit is in rechte vast komen te staan, omdat eisers hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt. Vervolgens heeft de gemeente op 26 november 2020 een terugvordering ingesteld van de ten onrechte ontvangen bijstand over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 augustus 2020, tot een bedrag van € 2.663,50. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een herziening van het besluit op 3 februari 2021, waarbij het terugvorderingsbedrag werd aangepast naar € 1.327,61. Op 24 juni 2021 heeft de gemeente het eerdere besluit opnieuw herroepen, waardoor het terugvorderingsbedrag verder werd verlaagd naar € 1.022,23. Tijdens de zitting op 30 juni 2021, waar eisers niet aanwezig waren, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat er geen dringende redenen zijn aangetoond om de terugvordering achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat de financiële gevolgen van de terugvordering pas optreden op het moment van terugbetaling en dat eisers bescherming kunnen inroepen op basis van de regels over de beslagvrije voet. De uitspraak is gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.