ECLI:NL:RBMNE:2021:3826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
16-041866-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de strafzaak tegen verdachte in verband met verzoek tot het horen van getuigen

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Afghanistan en gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft het onderzoek heropend naar aanleiding van een verzoek van de verdediging om drie getuigen te horen. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de mogelijke oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging, die kan worden opgelegd bij bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft eerder op 15 juni 2021 het onderzoek gesloten, maar na het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om getuigen te horen, heeft de rechtbank de noodzaak van dit verzoek erkend. De getuigen kunnen belastende verklaringen afleggen die van belang zijn voor de beoordeling van de feiten en de mogelijke oplegging van TBS. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van de verdediging bij het horen van deze getuigen groot is, vooral gezien de context van de zaak en de eerdere arresten van de Hoge Raad. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en het voor onbepaalde tijd te schorsen, zodat de getuigen kunnen worden gehoord. De beslissing is genomen met inachtneming van de eisen van een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16-041866-20; 16-101030-20 (ttz gev.); 16-001014-20 (ttz gev.); 09-121189-19 (ttz gev.)
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1990] te [geboorteplaats 1] (Afghanistan),
gedetineerd in de [verblijfplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 mei 2020, 23 juli 2020, 7 oktober 2020, 2 december 2020, 1 maart 2021, 19 maart 2021 en 15 juni 2021. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. E.G.S. Roethof, die waarneemt namens mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij mevrouw
[slachtoffer 4] , naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

De tenlastelegging onder parketnummer 16-041866-20 is op de zitting van 8 mei 2020 gewijzigd. De (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-041866-20feit 1 op 14 februari 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] met een vuurwapen heeft bedreigd;
feit 2 op 14 februari 2020 in Utrecht een personenauto van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 3 op 13 februari 2020 In Utrecht een bus van [slachtoffer 3] heeft vernield;
feit 4 op 13 februari 2020 in Utrecht een buschauffeur, [slachtoffer 4] , heeft beledigd;
feit 5 op 14 februari 2020 in Utrecht een busje pepperspray in zijn bezit heeft gehad;
feit 6 op 14 februari 2020 in Utrecht 10 scherpe knalpatronen in zijn bezit heeft gehad;
Parketnummer 16-101030-20
op 31 januari 2020 in [plaatsnaam 4] door middel van braak/inklimming sieraden van [slachtoffer 5] heeft weggenomen;
Parketnummer 16-001014-20feit 1 op 30 december 2019 in [plaatsnaam 3] heeft geprobeerd in te breken in de woning van
[slachtoffer 6] aan de [adres 1] ;
feit 2 in de periode van 27 december 2019 tot en met 30 december 2019 in [plaatsnaam 3]
heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 7] en uit die woning geld en goederen heeft weggenomen;
Parketnummer 09-121189-19feit 1 op 2 februari 2019 in [plaatsnaam 2] geprobeerd heeft [slachtoffer 8] ,
[functie] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door een televisie naar die [slachtoffer 8] te gooien, dan wel (subsidiair) [slachtoffer 8] heeft bedreigd;
feit 2 op 2 februari 2019 in [plaatsnaam 2] [slachtoffer 8] , [functie] , heeft mishandeld door deze tegen zijn ribben te schoppen.

3.Heropening van het onderzoek

De rechtbank zal het onderzoek, dat op de zitting van 15 juni 2021 is gesloten, heropenen teneinde een drietal getuigen te horen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De raadsman heeft aan het eind van zijn pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van drie getuigen, te weten mevrouw [slachtoffer 1] (feit 1 van parketnummer
16-041866-20) en de heren [slachtoffer 8] en [A] (feiten 1 en 2 van parketnummer 09-121189-19) voor het geval de rechtbank na een bewezenverklaring het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging zou overwegen. In beide zaken gaat het om feiten die het opleggen van TBS met dwangverpleging mogelijk maken, te weten bedreiging, poging zware mishandeling en eenvoudige mishandeling.
De raadsman relateert zijn voorwaardelijk verzoek om getuigen te horen aan een eventueel voornemen van de rechtbank om TBS met dwangverpleging op te leggen. De te horen getuigen kunnen evenwel niets zeggen over de wenselijkheid van het opleggen van TBS met dwangverpleging. De rechtbank begrijpt het verzoek echter zo dat feitelijk beoogd wordt gebruik te maken van het recht belastende getuigen zelf te ondervragen, omdat aannemelijk is dat de rechtbank, bij een bewezenverklaring, deze verklaringen zal gebruiken voor het bewijs van feiten die het opleggen van TBS met dwangverpleging mogelijk maken. Zonder bewezenverklaring van die feiten acht de raadsman kennelijk de kans dat tot oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging kleiner, omdat er dan geen geweldsfeiten over blijven.
Hier doet zich, rekening houdend met de arresten van de Hoge Raad na de Keskin-jurisprudentie (EHRM 19 januari 2021, app. nr. 2205/16), daadwerkelijk de situatie voor dat het belang van de verdediging bij het horen van de genoemde getuigen moet worden verondersteld, omdat de genoemde getuigen belastend verklaren en zonder het gebruik van deze verklaringen het bewijs niet zondermeer aanwezig is. Dat betekent in elk geval dat, naast eventuele andere bewijsmiddelen, veel gewicht aan de verklaringen van de getuigen zal worden gehecht bij een mogelijke bewezenverklaring.
Verdachte bevindt zich sinds 15 februari 2020 in voorlopige hechtenis en het verzoek om deze getuigen te horen is niet eerder gedaan dan ter terechtzitting van 15 juni 2021. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat de verdediging ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verzoek tot het horen van getuigen kan doen en dat het niet eerder doen van dat verzoek op zichzelf geen reden kan zijn voor afwijzing van dat verzoek, met dien verstande dat het wel een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of het proces als geheel eerlijk is verlopen.
Het verzoek is in dit geval op het laatst denkbare moment gedaan, kort voor het laatste woord. Dat verdient in zijn algemeenheid geen navolging en noopt tot een kritische benadering van de rechtbank. De rechtbank heeft zich bij de beoordeling van het verzoek en een eventuele afwijzing daarvan expliciet de vraag gesteld of in het geval van afwijzing het proces als geheel eerlijk is verlopen.
Bij de beantwoording van die laatste vraag neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich heeft laten bijstaan door een groot aantal elkaar opvolgende advocaten en dat (het kantoor van) mr. Roethof sinds maart van dit jaar als advocaat van verdachte bij de rechtbank in beeld is. Gelet op de duur van het voorarrest is begrijpelijk dat door hem, na overname van de zaak, niet meteen onderzoekswensen naar voren zijn gebracht die zeer waarschijnlijk zouden leiden tot verdere vertraging in de afdoening. Bovendien is aanvankelijk een enkelvoudig psychologisch onderzoek gelast, waaraan verdachte zijn medewerking heeft verleend, dat in juli 2020 is afgerond. Daarin is observatie in het PBC gesuggereerd, waartegen verdachte zich heeft verzet en waaraan door hem geen medewerking is verleend. De mogelijkheid van TBS met dwangverpleging is pas na afronding van de observatie in het PBC als mogelijkheid in beeld gekomen. Die rapportage dateert van februari 2021. Gelet op deze context is in de loop van de tijd het belang aan het horen van de getuigen voor de verdediging toegenomen.
Het nu nog horen van de getuigen is niet onmogelijk. De verklaringen van de getuigen zullen een belangrijk onderdeel van het bewijs vormen als het komt tot een bewezenverklaring van deze feiten. Tegen de achtergrond van het advies in het PBC -rapport en de vordering van de officier van justitie ter terechtzitting om aan verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen, heeft verdachte de getuigenverzoeken pas bij dupliek ter zitting gedaan (als voorwaardelijk verzoek). Van het late tijdstip waarop het verzoek gedaan is kan de verdediging slechts een beperkt verwijt gemaakt worden, terwijl het belang bij het horen van de getuigen – gelet op de Keskin-jurisprudentie – verondersteld mag worden. De verzochte getuigen hebben immers een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Bij deze stand van zaken oordeelt de rechtbank dat de procedure in zijn geheel niet zou voldoen aan de eisen die artikel 6 EVRM daaraan stelt als het voorwaardelijk verzoek zou worden afgewezen.
De rechtbank zal het onderzoek heropenen en het onderzoek voor onbepaalde tijd schorsen tot een nader te bepalen datum, in ieder geval binnen 90 dagen na de laatste zitting, zodat voornoemde onderzoekshandelingen uitgevoerd kunnen worden.

4.De beslissing

De rechtbank:
-
heropenthet onderzoek ter terechtzitting dat op 15 juni 2021 is gesloten;
- schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd tot een in overleg met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte nader te bepalen tijdstip;
- beveelt de oproeping van verdachte, zijn raadsman, alsmede de kennisgeving aan de benadeelde partijen, tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat;
-
stelt de stukken in handen van de rechter-commissaristeneinde als getuigen te horen:
- [slachtoffer 1] ,geboren op [1986] te [geboorteplaats 2] en (laatstelijk) wonende aan de [adres 2] te ( [postcode 1] ) [plaatsnaam 1] ;
- [slachtoffer 8], geboren op [1954] te [geboorteplaats 3] , per adres [verblijfplaats 2] , [adres 3] te ( [postcode 2] ) [plaatsnaam 2] ;
- [A], geboren op [1993] te
[geboorteplaats 4] , per adres [verblijfplaats 2] , [adres 3] te ( [postcode 2] ) [plaatsnaam 2] ;
en voorts datgene te doen wat de rechter-commissaris ambtshalve noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2021.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Parketnummer 16-041866-20
1
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Utrecht
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] (op de openbare weg) een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
richten en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1] ;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een (op/aan de [straatnaam] geparkeerd
staande) auto ( Ford Ka) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk
een bus van [slachtoffer 3] ( tussen 13.15 en 13.30 uur rijdend in de omgeving
van het [naam park] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te Utrecht
opzettelijk
[slachtoffer 4] , (buschauffeur van een OV-bus)
in het openbaar en/of in haar tegenwoordigheid
mondeling, heeft beledigd,
door haar de woorden toe te voegen: "'Kankerhoer, kankerhoer", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Utrecht
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een busje pepperspray (merk Scorpion Security),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke
stoffen voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
6
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Utrecht
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 10, althans een of meer, scherpe knalpatronen van het kaliber .22 voorhanden
heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Parketnummer 09-121189-19
1
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Alphen aan den Rijn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 8] , [functie] bij de
[.] (vestiging [adres 3] ), gedurende en/of
terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een televisie,
in elk geval een hard/zwaar/krachtig voorwerp heeft gegooid naar/in de
richting van/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 8] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 8]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door met een televisie, in elk geval een
hard/zwaar/krachtig voorwerp naar/in de richting van/op/tegen het
hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 8] te gooien;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Alphen aan den Rijn een
ambtenaar, [slachtoffer 8] , [functie] bij de
[.] (vestiging [adres 3] ), gedurende en/of
terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft
mishandeld door die [slachtoffer 8] tegen/in de ribben, althans het lichaam, te
schoppen en/of te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )
Parketnummer 16-101030-20
hij op of omstreeks 31 januari 2020 te [plaatsnaam 4] , gemeente Utrecht,
althans in Nederland,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
een of meerdere siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5]
,
heeft weggenomen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
Parketnummer 16-001014-20
1
hij op of omstreeks 30 december 2019 te [plaatsnaam 3] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, de
[adres 1] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
geld/goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die
weg te nemen geld/goederen onder zijn bereik te brengen door middel
van
braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel,
- een steen/kei door/tegen een ruit van die woning heeft
gegooid/geslagen en/of
- ( vervolgens) via het aldus ontstane gat in die ruit het raam heeft
geopend en/of
- ( vervolgens) de woning heeft betreden en/of heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 27 december 2019 tot en met 30
december 2019 te [plaatsnaam 3] ,
in/uit de woning gelegen aan de [adres 4] ,
- een hoeveelheid geld (ongeveer 1.525 Euro) en/of
- diverse horloges en/of een ring en/of een ketting en/of
- een paar schoenen en/of
- een flacon parfum,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming en/of een valse sleutel;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )