4.3Het oordeel van de rechtbank
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet slechts betrekking op het feit waar ze genoemd worden, maar op meerdere feiten.
Op de zitting van 28 juli 2021 heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik heb cocaïne gedeald in Utrecht, Maarssen en Nieuwegein. De drugs bracht ik met mijn Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] . Ik gebruikte toen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dat was een dealernummer.
Daar waar de verbalisanten verklaren dat zij mij hebben herkend bij de observaties op 13 juni en 25 juni klopt dat inderdaad. Ik was daar.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een vordering ex. artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering werden door de provider Vodafone de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 01-01-2019 tot en met 20-05-2019 ter beschikking gesteld.
Ik zag dat er, onder andere, met de onderstaande nummers contact was geweest;
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte] )
Begonnen op 05-03-2019 in totaal 21 maal gebeld door [telefoonnummer 1] .
Vanaf 17-4-2019 structureel gebeld door doelnummer [telefoonnummer 1] .
Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]blijkt het volgende:
In het onderzoek [..] had de officier van justitie bij de rechter-commissaris gevorderd dat bij de provider van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] de gesprekken werden opgenomen van 05-06-2019 t/m 18-06-2019 en voor twee weken verlengd van 19-06-2019 t/m 02/07/2019.
Uit de opgenomen interceptie gesprekken van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] bleek dat deze door meerdere mensen werd benaderd en waar in, onder andere, sms-berichten werd gevraagd of hij langs kon komen bij hen, waarop de gebruiker van het genoemde telefoonnummer zei dat hij of zijn neefje langs zou komen.
Onder andere de onderstaande sms berichten dan wel telefoongesprekken werden ontvangen en verstuurd door en naar het genoemde telefoonnummer.
- [.] en 666; het telefoonnummer + [telefoonnummer 4] belt met het voornoemde
telefoonnummer en vraagt of hij naar de [locatie 1] in IJsselstein kan komen. Hierop belt nummer + [telefoonnummer 1] (sessie 666) met telefoonnummer + [telefoonnummer 3] en vraagt hier of hij naar de [locatie 1] wil gaan.
- sessie 685 en 687; het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] belt met telefoonnummer
+ [telefoonnummer 2] ( [C] ) en + [telefoonnummer 2] zegt dat hij naar [locatie 2] kan komen. Na ongeveer 2 minuten belt telefoonnummer + [telefoonnummer 1] met nummer + [telefoonnummer 3] en vraagt aan hem of hij naar ‘ [C] ’ bij [locatie 2] kan gaan.
Uit de uitgeluisterde tapgesprekkenblijkt het volgende:
Beller: [telefoonnummer 4] | Datum: 29-06-2019 16:58:16 | Gebelde: [telefoonnummer 1]
; ja hallo
[telefoonnummer 4] ; halo met die rooie, maatje van [D] . he euh ben je in IJsselstein toevallig in de buurt?
1; euhhh papapa, ik ken hem wel aar naar toe sturen als je wilt.
2; Bij de [locatie 1] daar., wat zei je?
1; euh, ik denk dat het ongeveer een kwartiertje, 20 minuten duurt.
2; op de [locatie 1] zelf in IJsselstein?
1; yes, grijze Audi komt er ana.”
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 18:22:36 | Gebelde: [telefoonnummer 3]
; hallo
[telefoonnummer 1] ; jo he ga naar de [locatie 1] toe
....onverstaanbaar...
; is goed
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 20:47:57 | Gebelde: [telefoonnummer 2]
; jo kerel
[telefoonnummer 1] ; He [C] , [C] .
; ja klopt, ik kan euh naar [locatie 2] komen.
[telefoonnummer 1] ; [locatie 2] ?
; ja
[telefoonnummer 1] ; ja oke
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 20:49:51 | Gebelde: [telefoonnummer 3]
; jo
[telefoonnummer 1] ; jo hee luister euhh, [locatie 2] op euh [straatnaam] , ken je toch wel toch?
; [locatie 2] ? dat is bij die stoplichten toch? in [naam subwijk]
[telefoonnummer 1] ; juist ga daar naar toe, ga daar naar toe. Daar komt die andere en dan gaat hij gelijk door naar die...onverstaanbaar...
[telefoonnummer 1] ; als je dan maar weet, als je bij [C] staat, dan laat ik hem naar buiten kom, dan rij je gelijk door naar die andere...
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] op 3 juli 2019 blijkt het volgende:
V: Van wie is een grijze Audi met kenteken [kenteken 2] ?
A: Mijn moeder heeft wel een grijze Audi.
V: Hoe vaak rijd jij in deze Audi?
A: Ja af en toe.
(…)
V: Van wie is het telefoonnummer [telefoonnummer 3]
A: Dat is dan mijn telefoonnummer.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige] op 2 juli 2019 blijkt het volgende:
V: Is er sprake van één of meerdere dealers
A: Op dit moment rijden er twee leveranciers rond. Met dit moment bedoel ik de
bestuurder van de Polo al een jaar en de bestuurder van de Audi A3 drie a vier
maanden. Het zijn altijd dezelfde bestuurders die leveren.
V: Werken die dealers samen? Waaruit bestaat het samenwerkingsverband tussen de
dealers?
A: Ja dat weet ik wel zeker. Als ik het nummer bel dan verschijnt er vaak een ander.
Met die ander bedoel ik de bestuurder van de Audi. De man van de Volkswagen Polo
neemt de telefoon op en stuurt dus die andere aan. Soms de man met de Polo zelf ook.
De man met de Audi komt al ongeveer 3 a 4 maanden bij mijn aan de deur. De man met de
Polo komt al een jaar aan de deur.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 2]blijkt het volgende:
Op dinsdag 2 juli 2019 werd naar aanleiding van een ingesteld verdovende middelen
onderzoek een manspersoon op heterdaad aangehouden op het moment van de overdracht van verdovende middelen.
Deze man bleek volledig te zijn genaamd: [getuige] .
Tijdens de teruggave van zijn persoonlijke bezittingen bij de intakebalie zag hij een
andere manspersoon staan.
(…) Die man die ik zojuist zag staan is de man waarover ik verklaarde als zijnde de
dealer die vaak de drugs komt brengen. Hij rijdt altijd in die Volkswagen Polo. Ik
heb al meer dan een jaar contact met hem.
Noot verbalisant:
Met deze man bedoelde de heer [getuige] : [verdachte] .
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , wonende te [woonplaats] , bij de rechter-commissaris blijkt het volgende:
V: Er is door een agent gerelateerd dat u op het politiebureau na uw verhoor iemand heeft herkend en dat u spontaan heeft verklaard dat die man de dealer was die u vaak de drugs kwam brengen in de Volkswagen Polo.
(…)
V: Wat heeft u letterlijk gezegd?
A: De verbalisant vroeg: “Kent u hem?". Ik zei toen: “Ja, dat is de meneer in de zwarte Polo.”
V: Refereerde u met de zinsnede “de meneer in de zwarte Polo" aan de man waarover u het daarvoor in het verhoor net had verklaard, te weten de dealer in de zwarte Polo?
A: Dat klopt.
V: Toen u op 2 juli bent gehoord heeft u gezegd ‘ongeveer een jaar’. Kan dat kloppen?
A: Dat herhaalde ik net ja. Hoe vaak, weet ik niet.
(..)
U vertelde net ook dat u niet altijd dezelfde persoon aan de telefoon kreeg.
(…) Het laatste jaar was het dezelfde persoon, die van de Polo, en na een half jaar kwam er iemand bij die ook bezorgde. De persoon die de telefoon opnam was er ongeveer een jaar.
De periode
De rechtbank acht bewezen dat verdachte gedurende één jaar, vanaf 1 juli 2018, cocaïne heeft gedeald.
[getuige] kwam op 2 juli 2019 in beeld als afnemer en heeft verklaard gedurende één jaar met enige regelmaat cocaïne te hebben gekocht van de persoon die rijdt in de zwarte Volkswagen Polo. Op het politiebureau herkende [getuige] verdachte als de dealer die rijdt in de zwarte Volkswagen Polo.
[getuige] heeft een gedetailleerde, consistente en concrete verklaring afgelegd. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen. Zijn verklaring wordt bovendien ondersteund door ander bewijs in het dossier. Zo verklaart verdachte zelf dat hij met zijn Volkswagen Polo drugs heeft geleverd. Daarnaast blijkt uit het dossier dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat verdachte volgens zijn eigen verklaring heeft gebruikt en een dealernummer betrof, in ieder geval al vanaf 13 januari 2019 actief is en al vanaf 5 maart 2019 contact had met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] . Dat verdachte slechts gedurende enkele weken in cocaïne heeft gehandeld vindt de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
Het samenwerkingsverband
Uit de bovenvermelde tapgesprekken wordt duidelijk dat afnemers van drugs contact opnemen met de dealertelefoon. De houder van de dealertelefoon neemt dan vervolgens in sommige gevallen contact op met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] . Uit de tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte] vervolgens de drugs gaat bezorgen. In het tapgesprek tussen beller [telefoonnummer 4] en de dealertelefoon wordt bevestigd dat de grijze Audi eraan komt, dus dat de drugsbezorger in een grijze Audi rijdt. Medeverdachte [medeverdachte] rijdt in een grijze Audi, zo heeft hij zelf verklaard. Tot slot verklaart [getuige] dat de man in de Volkswagen Polo (verdachte) de telefoon opneemt en de man in de Audi (medeverdachte [medeverdachte] ) dan vaak de drugs komt brengen. Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Omdat de dealertelefoon, die verdachte in bezit had, vanaf 5 maart 2019 contact heeft met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] , verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte vanaf die datum samen met een ander in cocaïne heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit dat verdachte in de periode daarvóór
samen met een anderin cocaïne heeft gehandeld.
Verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar enkel opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
- de verklaring van verdachte op zitting;
- drie NFI-rapporten van 16 juli 2019.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3]blijkt het volgende:
Op dinsdag 2 juli 2019, omstreeks 19:15 uur, is, onder leiding van de Ondersteunings
Groep de voordeur van de [adres 2] te [plaatsnaam] geforceerd. Tijdens de doorzoeking werden in de woning de navolgende goederen in beslag genomen:
- een geldbedrag van 6900 euro, in ruimte 5;
- een geldbedrag van 9970 euro, in ruimte 5;
- diverse papiertjes, waarvan wordt vermoed dat deze gebruikt worden om tot
‘ponypack' te vouwen, in ruimte 10;
- bureaulade met daarin rest van wit poeder, in ruimte 10.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 4] blijkt het volgende:
In de slaapkamer boven, ruimte D5, meldde de hond op een grote lade van de
kledingkast. In deze lade vonden wij een stapel verpakt geld. Deze stapel danwel de
verpakking heeft mogelijk drugssporen omdat de hond hierop afgericht is.
Op de zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik verbleef dagelijks bij mijn ouders op de [adres 2] in [plaatsnaam] . (…) Als u mij voorhoudt dat de dealertelefoon voorafgaand aan de observaties in juni 2019 de zendmast vlak bij de woning van mijn ouders aanstraalde dan kan dat kloppen
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Als op grond van de bewijsstukken in het dossier geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf kan toch bewezen worden verklaard dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van zo’n aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de volgens verdachte alternatieve herkomst van het voorwerp.
Om vervolgens bewezen te verklaren dat sprake is van witwassen, moet uit de resultaten van dat onderzoek blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het ten laste gelegde voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden van eenvoudig witwassen?
Zoals hiervoor bij feit 1 overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende een periode van 1 jaar cocaïne heeft gedeald. Na de aanhouding van verdachte op 3 juli 2019 is zijn ouderlijk huis doorzocht, waar verdachte dagelijks verbleef en vanwaar uit hij ook dealde. Daar is een contant geldbedrag van € 16.870,-, voornamelijk in coupures van € 10, € 20 en € 50, aangetroffen. De politiehond die is afgericht op herkenning van drugssporen gaf een melding bij de lade in de kledingkast waar een deel van het geld in is aangetroffen. Deze combinatie van omstandigheden maakt dat er een gegrond vermoeden bestaat dat het aangetroffen contante geld bedrag afkomstig is van de handel in cocaïne.
Verklaring verdediging met betrekking tot het geld
Op 6 augustus 2019 heeft de raadsman van verdachte, mr G.N. Weski, het verzoek aan de officier van justitie gedaan om de in beslag genomen geldbedragen terug te geven. [A] , vader van verdachte, zou € 15.000,- geleend hebben van zijn broer [B] . Dat zou het geldbedrag zijn dat in beslag is genomen. [A] is op 3 maart 2021 als verdachte gehoord. Hij verklaarde onder andere dat hij op 1 juni 2019
€ 7.500,- van zijn broer geleend had en op 1 juli 2019 nogmaals € 7.500,-, om zijn schulden af te lossen. De boekhouder van zijn broer zou hiervoor een leningsovereenkomst hebben opgemaakt. [A] wilde de naam van zijn schuldeiser niet geven. Op advies van de boekhouder heeft zijn broer het geld opgenomen van zijn rekening.
De politie heeft nader onderzoek verricht naar deze verklaring. De boekhouder heeft verklaard dat hij geen leningsovereenkomst heeft opgesteld en dat deze lening ook niet is opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting 2019 van [B] . Ook gaf hij aan geen advies te hebben gegeven over de lening van € 15.000,- in contanten.
De rechtbank overweegt over de verklaring van [A] het volgende.. Ten tijde van de doorzoeking was [A] ook aanwezig, maar hij heeft toen nadat hem daar naar werd gevraagd niks gezegd over de aanwezigheid van grote contante geldbedragen. Pas een maand na de doorzoeking verklaart [A] dat hij het geld heeft geleend van zijn broer en overlegt hij een leenovereenkomst die door de boekhouder van zijn broer zou zijn opgesteld. Navraag bij de boekhouder leert dat dit niet blijkt te kloppen. Daarnaast verklaart [A] dat hij het geld geleend had om een schuld af te betalen, maar hij wil niet zeggen om welke schuld het gaat en aan wie hij geld verschuldigd was. Deze verklaring kan dus niet geverifieerd worden. Tot slot is het geld op twee verschillende plekken, in een jaszak en in een kledinglade, aangetroffen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat een geleend geldbedrag op die plekken bewaard zou worden en ook dat het geld was geleend om schulden om af te lossen, terwijl het toch nog in huis lag en de schuld dus blijkbaar niet was afgelost.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van de vader van verdachte over de herkomst van het geld onaannemelijk is en het vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd. De rechtbank gaat ervan uit dat het geldbedrag van verdachte was. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank gaat er verder van uit dat het geldbedrag is verdiend met de drugshandel nu geen andere verklaring voor de herkomst van het geld is gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte een geldbedrag onmiddellijk afkomstig uit enig misdrijf voorhanden heeft gehad. Het gaat hierbij om een misdrijf dat hij zelf heeft gepleegd (eigen misdrijf) en niet bewezen kan worden dat verdachte handelingen heeft verricht die meer omvatten dan het alleen voorhanden hebben van het geld (zoals het verbergen of verhullen van de criminele herkomst). Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Partiele vrijspraak met betrekking tot het witwassen van de Volkswagen Polo
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de Volkswagen Polo eind 2018 met geld van legale herkomst heeft aangeschaft. Nu de politie of het openbaar ministerie geen onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van verdachte in de betreffende periode, is onvoldoende duidelijk of verdachte wel of niet over de middelen beschikte om de auto aan te schaffen. Daarmee kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de auto een legale herkomst heeft. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het witwassen van de Volkswagen Polo.