ECLI:NL:RBMNE:2021:3822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
16/159017-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor dealen in en aanwezig hebben van cocaïne

Op 11 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in en het aanwezig hebben van cocaïne. De zaak vond plaats in Utrecht en de verdachte was aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende data, waarbij de inhoudelijke behandeling op 28 juli 2021 plaatsvond. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van meerdere strafbare feiten, waaronder het handelen in cocaïne tussen 1 juli 2017 en 2 juli 2019 en het opzettelijk aanwezig hebben van 16,2 gram cocaïne op 2 juli 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de standpunten van de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met een ander in cocaïne heeft gedeald in de periode van 5 maart 2019 tot en met 2 juli 2019. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het derde feit, namelijk het witwassen van goederen, omdat de verdediging overtuigend bewijs had geleverd voor de legale herkomst van deze goederen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarvan 195 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank onttrok de cocaïne aan het verkeer en verklaarde de scooter en telefoon verbeurd, terwijl het geldbedrag en de auto aan de rechthebbende werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/159017-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 16 oktober 2019, 4 december 2019, 20 april 2021 en 28 juli 2021. Op 28 juli 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld, gelijktijdig met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 16/159043-19). Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig en het vonnis is op tegenspraak. Het onderzoek op de zitting is op 28 juli 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn raadsman mr. J.E. Kötter en de officier van justitie mr. C. Goedegebuure.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de (gewijzigde) tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
in de periode van 1 juli 2017 tot en met 2 juli 2019 samen met een ander in Utrecht en/of Maarssen en/of Nieuwegein in cocaïne heeft gehandeld;
op 2 juli 2019 in Utrecht opzettelijk 16,2 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
in de periode van 1 juli 2017 tot en met 2 juli 2019 samen met een ander in Utrecht een geldbedrag, een auto en een scooter heeft witgewassen (
primair),
dan welin die periode en op die plek zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen van die goederen (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat het onder feit 1 ten laste gelegde slechts voor een periode van 1 jaar (vanaf 1 juli 2018) kan worden bewezen. De officier van justitie vordert vrijspraak van het aan verdachte onder feit 3, primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman blijkt niet uit het dossier dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode in cocaïne heeft gedeald (het onder feit 1 ten laste gelegde). De advocaat verzoekt de rechtbank aansluiting te zoeken bij de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij slechts enkele weken in cocaïne heeft gehandeld. Voor een langere periode is onvoldoende bewijs.
De raadsman refereert zich wat betreft het onder feit 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte dat feit heeft bekend.
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde. De verdediging heeft stukken overhandigd die de (legale) herkomst van de onder feit 3 genoemde goederen onderbouwen. Het Openbaar Ministerie heeft hiernaar geen nader onderzoek verricht, waardoor de door de verdediging overhandigde stukken de illegale herkomst van de spullen weerleggen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging verder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van feit 3, primair en subsidiair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 3, primair en subsidiair.
De verdediging heeft voor de herkomst van het geld, de auto en de scooter een verklaring gegeven, namelijk dat het geld spaargeld betrof, de auto door de broer van verdachte aan hun moeder cadeau was gedaan en dat verdachte de scooter had gekocht met het geld dat hij als schadevergoeding had ontvangen na een bedrijfsongeval. Deze verklaringen acht de rechtbank niet onaannemelijk en ze weerleggen het vermoeden van een illegale herkomst van de goederen. Het Openbaar Ministerie heeft geen nader onderzoek verricht naar deze verklaringen. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde witwassen.
Feit 1
Het bewijs
Op de zitting van 28 juli 2021 heeft verdachte het volgende verklaard [2] :
Ik heb in cocaïne gehandeld in Utrecht, Maarssen en Nieuwegein. Ik leverde de drugs met een Audi A3 met kenteken [kenteken 1] en met mijn Piaggio scooter met kenteken [kenteken 2] . Ik was de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Daar waar de verbalisanten verklaren dat zij mij hebben herkend bij de observaties in juni 2019 klopt dat inderdaad. Ik was daar.
De drugs die op 2 juli bij mij zijn aangetroffen waren voor de handel.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1] [3] blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een vordering ex. artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering werden door de provider Vodafone de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 01-01-2019 tot en met 20-05-2019 ter beschikking gesteld.
Ik zag dat er, onder andere, met de onderstaande nummers contact was geweest;
- [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
Begonnen op 05-03-2019 in totaal 21 maal gebeld door [telefoonnummer 1] .
Vanaf 17-4-2019 structureel gebeld door doelnummer [telefoonnummer 1] .
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1] [4] blijkt het volgende:
Uit de opgenomen interceptie gesprekken van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] bleek dat deze door meerdere mensen werd benaderd en waar in, onder andere, sms-berichten werd gevraagd of hij langs kon komen bij hen, waarop de gebruiker van het genoemde telefoonnummer zei dat hij of zijn neefje langs zou komen.
Onder andere de onderstaande sms berichten dan wel telefoongesprekken werden ontvangen en verstuurd door en naar het genoemde telefoonnummer.
- [.] en 666; het telefoonnummer + [telefoonnummer 4] belt met het voornoemde
telefoonnummer en vraagt of hij naar de [locatie 1] in IJsselstein kan komen. Hierop belt nummer + [telefoonnummer 1] (sessie 666) belt met telefoonnummer + [telefoonnummer 3] en vraagt hier of hij naar de [locatie 1] wilt gaan.
- sessie 685 en 687; het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] belt met telefoonnummer
+ [telefoonnummer 2] ( [B] ) en + [telefoonnummer 2] zegt dat hij naar [locatie 2] kan komen. Na ongeveer 2 minuten belt telefoonnummer + [telefoonnummer 1] met nummer + [telefoonnummer 3] en vraagt aan hem of hij naar ‘ [B] ’ bij [locatie 2] kan gaan.
Uit de uitgeluisterde tapgesprekken [5] blijkt het volgende:
Beller: [telefoonnummer 4] | Datum: 29-06-2019 16:58:16 | Gebelde: [telefoonnummer 1]
; ja hallo
[telefoonnummer 4] ; halo met die rooie, maatje van [C] . he euh ben je in IJsselstein toevallig in de buurt?
1; euhhh papapa, ik ken hem wel aar naar toe sturen als je wilt.
2; Bij de [locatie 1] daar., wat zei je?
1; euh, ik denk dat het ongeveer een kwartiertje, 20 minuten duurt.
2; op de [locatie 1] zelf in IJsselstein?
1; yes, grijze Audi komt er ana.”
en
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 18:22:36 | Gebelde: [telefoonnummer 3]
; hallo
[telefoonnummer 1] ; jo he ga naar de [locatie 1] toe
....onverstaanbaar...
; is goed
en
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 20:47:57 | Gebelde: [telefoonnummer 2]
; jo kerel
[telefoonnummer 1] ; He [B] , [B] .
; ja klopt, ik kan euh naar [locatie 2] komen.
[telefoonnummer 1] ; [locatie 2] ?
; ja
[telefoonnummer 1] ; ja oke
en
Beller: [telefoonnummer 1] | Datum: 29-06-2019 20:49:51 | Gebelde: [telefoonnummer 3]
; jo
[telefoonnummer 1] ; jo hee luister euhh, [locatie 2] op euh [straatnaam] weg, ken je toch wel toch?
; [locatie 2] ? dat is bij die stoplichten toch? in [naam subwijk]
[telefoonnummer 1] ; juist ga daar naar toe, ga daar naar toe. Daar komt die andere en dan gaat hij gelijk door naar die...onverstaanbaar...
[telefoonnummer 1] ; als je dan maar weet, als je bij [B] staat, dan laat ik hem naar buiten kom, dan rij je gelijk door naar die andere...
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] op 2 juli 2019 [6] blijkt het volgende:
“V: Is er sprake van één of meerdere dealers
A: Op dit moment rijden er twee leveranciers rond. Met dit moment bedoel ik de
bestuurder van de Polo al een jaar en de bestuurder van de Audi A3 drie a vier
maanden. Het zijn altijd dezelfde bestuurders die leveren.
V: Werken die dealers samen? Waaruit bestaat het samenwerkingsverband tussen de
dealers. ?
A: Ja dat weet ik wel zeker. Als ik het nummer bel dan verschijnt er vaak een ander.
Met die ander bedoel ik de bestuurder van de Audi. De man van de Volkswagen Polo
neemt de telefoon op en stuurt dus die andere aan. Soms de man met de Polo zelf ook.
De ma met de Audi komt al ongeveer 3 a 4 maanden bij mijn aan de deur. De man met de
Polo komt a een jaar aan de deur.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] op 8 augustus 2019 blijkt het volgende [7] :
O: Ik toon je Foto 1 (
opmerking rechtbank: foto van verdachte)
V: Wie is deze persoon?
A: Deze persoon behoort bij de zilveren Audi A3.
Bewijsoverwegingen
De periode
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, kan de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte gedurende een jaar cocaïne heeft gedeald. Enkele afnemers verklaarden bij de politie dat zij al enkele jaren drugs kochten bij verdachte, maar kwamen daar later bij hun verklaringen bij de rechter-commissaris op terug.
Afnemer [A] , die op 2 juli 2019 vlak na een drugsoverdracht wordt aangehouden als verdachte en vervolgens wordt verhoord herkent verdachte als de bestuurder van de Audi en verklaart dat verdachte al ongeveer 3 a 4 maanden bij hem aan de deur komt om drugs te bezorgen. Deze verklaring vindt steun in het feit dat sinds 5 maart 2019 (bijna 4 maanden) regelmatig contact is tussen de dealertelefoon en de telefoon van verdachte. Om die reden neemt de rechtbank de datum van 5 maart 2019 aan als startmoment van de dealperiode. Dat verdachte slechts gedurende enkele weken in cocaïne heeft gehandeld vindt de rechtbank op basis van het voorgaande niet geloofwaardig.
Het samenwerkingsverband
Uit de bovenvermelde tapgesprekken wordt duidelijk dat afnemers van drugs contact opnemen met de dealertelefoon. De dealertelefoon neemt dan vervolgens in sommige gevallen contact op met het telefoonnummer van verdachte. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte vervolgens de drugs gaat bezorgen. In het tapgesprek tussen beller [telefoonnummer 4] en de dealertelefoon wordt bevestigd dat de grijze Audi eraan komt, dus dat de drugsbezorger in een grijze Audi rijdt. Verdachte rijdt in een grijze Audi, zo heeft hij zelf verklaard. Tot slot verklaart [A] dat de man in de Volkswagen Polo (medeverdachte [medeverdachte] ) de telefoon opneemt en de man in de Audi (verdachte) dan vaak de drugs komt brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de gebruiker van de dealertelefoon (medeverdachte [medeverdachte] ).
Conclusie
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander in cocaïne heeft gedeald in de periode van 5 maart 2019 tot en met 2 juli 2019.
Feit 2
Verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij de cocaïne die in de Audi is aangetroffen in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar enkel opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2019
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 15 juli 2019 [9] ;
- het NFI-rapport van 16 juli 2019 [10] ;
- het NFI-rapport van 16 juli 2019 [11] .
De rechtbank overweegt dat uit de NFI-rapporten volgt dat verdachte 2,67 gram cocaïne voorhanden heeft gehad en niet de 16,20 gram zoals in de tenlastelegging staat.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op tijdstippen in de periode van 5 maart 2019 tot en met 2 juli 2019 te Utrecht, Maarssen en Nieuwegein, tezamen en in vereniging met één ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 2 juli 2019 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,67 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door verdachte gepleegde feiten beschouwt de rechtbank als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Wetboek van Strafrecht. Het gaat hier namelijk om soortgelijke feiten, het dealen van harddrugs en het bezit van harddrugs, die kort na elkaar hebben plaatsgevonden en waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1) en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de feiten die verdachte heeft gepleegd zeer ernstig.. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en leiden deze tot nog meer criminaliteit en tot buurtverloedering. De feiten gaan vaak gepaard met patsergedrag. De officier van justitie houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij zijn leven op positieve wijze heeft geprobeerd vorm te geven het afgelopen anderhalf jaar. Gezien de opstelling van de verdachte, zijn lege strafblad en het tijdsverloop wijkt de officier van justitie af van de richtlijnen en eist zij geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf die langer is dan het voorarrest.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 195 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om, gelet op de persoonlijke omstandigheden, de blanco documentatie van verdachte en het tijdsverloop, aan verdachte op te leggen een straf gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden op, waarvan 195 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ook legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren op, te vervangen door 90 dagen hechtenis als deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vier maanden bezig gehouden met de handel in cocaïne en heeft daarbij samengewerkt met medeverdachte. Verdachte heeft daarnaast harddrugs aanwezig gehad, waarvan hij ter zitting heeft verklaard dat die drugs bestemd was voor de handel.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten een bijdrage geleverd aan de instandhouding van drugshandel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
Omdat het gaat om een voortgezette handeling, neemt de rechtbank één strafbepaling als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Als uitgangspunt geldt het dealen van de harddrugs. De rechtbank kijkt daarbij naar de oriëntatiepunten die zijn opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die door rechters gebruikt worden. Het uitgangspunt voor het dealen van harddrugs gedurende 3 tot 6 maanden is een gevangenisstraf van acht maanden.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 5 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte in de periode na het tenlastegelegde nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 3 december 2019, waarin wordt geadviseerd verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld en als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 3 juli 2019 aangehouden. Hij heeft 45 dagen in voorarrest doorgebracht waarna zijn voorlopige hechtenis is geschorst. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels dus twee jaren en ruim een maand verstreken. Dat is een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.3.4
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de voorlopige hechtenis niet wenselijk is. De rechtbank let hierbij op de positieve ontwikkeling van verdachte het afgelopen anderhalf jaar en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen, maar bepalen dat het onvoorwaardelijke deel daarvan gelijk is aan het aantal dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat daarnaast een taakstraf voor de duur van 180 uren verricht dient te worden, te vervangen door 90 dagen hechtenis als deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de telefoon, de Audi A3, de Piaggio scooter en het geldbedrag verbeurd te verklaren, nu de feiten hiermee zijn begaan en het geld de opbrengst is van de drugshandel. De officier van justitie verzoekt de drugs te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt tot teruggave van alle inbeslaggenomen goederen, op de cocaïne na. Subsidiair verzoekt de raadsman om de beslissing omtrent eventuele verbeurdverklaring uit te stellen tot de ontnemingsvordering wordt behandeld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan verkeer
De rechtbank onttrekt aan het verkeer:
o de cocaïne (omschrijving: G2446081).
Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp zijn bovendien de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank verklaart verbeurd:
o de scooter (Piaggio, [kenteken 2] , omschrijving: IBG 02-07-2019 / G1983169);
o de telefoon (Apple IPhone, goednummer: G2445346).
Met behulp van de telefoon en de scooter is het onder feit 1 bewezenverklaarde feit begaan.
Teruggave
De rechtbank bepaalt dat aan de rechthebbende moet worden teruggegeven:
o het geldbedrag van € 410,00;
o de auto (Audi A3, [kenteken 1] , omschrijving IBG 02-07-2019 / G1558047).
De rechtbank kan niet vaststellen dat het inbeslaggenomen geldbedrag de opbrengst van de drugshandel betreft. Daarom zal de rechtbank bepalen dat het geldbedrag wordt teruggegeven aan verdachte.
De auto staat op naam van de moeder van verdachte. De rechtbank kan niet vaststellen dat de moeder van verdachte op de hoogte was van het feit dat de auto werd gebruikt voor de handel in cocaïne. Om die reden zal de rechtbank gelasten dat de auto wordt teruggegeven aan de rechthebbende.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarde geldt dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer:
o de cocaïne (omschrijving: G2446081);
- verklaart verbeurd:
o de scooter (Piaggio, [kenteken 2] , omschrijving: IBG 02-07-2019 / G1983169);
o de telefoon (Apple IPhone, goednummer: G2445346);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
o het geldbedrag van € 410,00;
o de auto (Audi A3, [kenteken 1] , omschrijving IBG 02-07-2019 / G1558047);
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool en mr. M. Neijenhuis, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2021.
Mrs. N.P.J. Janssens en T.T. van den Dool zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 2 juli 2019 te Utrecht en/of Maarssen en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/ of bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt en/ of verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 10 lid 4 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 2 juli 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 7, althans een aantal ponypacks met cocaïne, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,20 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 2 juli 2019, te Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) toen en daar stelselmatig en/of op één of meer tijdstippen in voormelde periode (van) een aantal voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 410 euro (contant aangetroffen bij de doorzoeking in de woning aan het [adres] ), en/of
-een personenauto, merk Audi A3 met kenteken [kenteken 1] en/of
-een scooter, met kenteken [kenteken 2] ,
(telkens) de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen en/of voorwerpen was en/of
(telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededaders (telkens) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(Artikel art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 2 juli 2019, te Utrecht, in elk geval in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 410 euro (contant aangetroffen bij de doorzoeking in de woning aan het [adres] te [woonplaats] ), en/of
-een personenauto, merk Audi A3 met kenteken [kenteken 1] en/of
-een scooter, met kenteken [kenteken 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
(Artikel art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 september 2019, genaamd [...] , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 398. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 12-13.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 36-37.
5.Een geschrift, namelijk een uitwerking vantapgesprekken, p. 54-57.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] van 2 juli 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 135.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] van 8 augustus 2019, opgemaakt door [D] , p. 140.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2019, opgemaakt door [E] , p. 307.
9.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 15 juli 2019, opgemaakt door [F] en [G] , p. 334-338.
10.Het NFI-rapport van 16 juli 2019, opgemaakt door [H] , p. 341.
11.Het NFI-rapport van 16 juli 2019, opgemaakt door [H] , p. 343.