ECLI:NL:RBMNE:2021:3819

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
21/557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in een zaak over kwijtschelding van een aanslag op basis van de Invorderingswet 1990

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak van verweerder, het Bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU), die op 19 december 2020 zijn verzoek om kwijtschelding van een aanslag heeft afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, heeft op 4 augustus 2021 geoordeeld dat zij onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen, maar dat er uitzonderingen zijn. In dit geval is de bestreden uitspraak genomen op basis van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, waarvoor geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, met uitzondering van enkele specifieke artikelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser alleen een vordering bij de burgerlijke rechter kan instellen als hij meent dat zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen.

De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om op het beroep van eiser te beslissen en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati, en is op dezelfde dag aan partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het Bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU),verweerder
.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de uitspraak van verweerder van 19 december 2020 op zijn administratief beroep (bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft verweerder gevraagd om kwijtschelding van de aan hem opgelegde aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] . Met de bestreden uitspraak heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
3. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In de Awb staat ook dat tegen een aantal besluiten geen beroep kan worden ingesteld. Het gaat dan om besluiten die in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de Bevoegdheidsregeling) worden genoemd. In deze Bevoegdheidsregeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 of 62a. Met andere woorden: er kan alleen tegen beslissingen op grond van de artikelen 30, 49 of 62a van de Invorderingswet 1990 beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4. De bestreden uitspraak, is genomen op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Tegen de bestreden uitspraak van verweerder kan dus geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Eiser kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze indien hij vindt dat verweerder zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte heeft afgewezen.
5. Dit betekent dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De bestuursrechter van de rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.