In de uitspraak van 4 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland geoordeeld over de ontvankelijkheid van een beroep dat eiser had ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had eerder, op 25 januari 2021, een uitspraak gekregen waarin de rechtbank had vastgesteld dat verweerder niet tijdig had beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen twee weken op het bezwaar te beslissen. Echter, na deze termijn had verweerder nog steeds geen besluit genomen, wat leidde tot een dwangsom die op 16 juli 2021 volgelopen was.
Eiser heeft op 21 juni 2021 een nieuw beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser, gezien de omstandigheden, niet in een gunstiger positie kon komen door het indienen van dit beroep, aangezien er al een dwangsom liep. De rechtbank heeft besloten dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, en er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is op 4 augustus 2021 bekendgemaakt.
Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.