Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.MR. [gedaagde 5] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De procedure in de zaak 20-406
- de dagvaarding van 17 juni 2020,
- de akte overlegging producties van 1 juli 2020 van [eiser] (1-24),
- de conclusie van antwoord van [gedaagden c.s.] met producties (1-7)
- het bericht van 21 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiser] van 11 mei 2021 houdende overlegging nadere producties
- de op voorhand overgelegde spreekaantekeningen van [eiser] en [gedaagden c.s.] ,
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2021, waarbij de zaak gelijktijdig met de gevoegde
2.De procedure in de zaak 20-522
- de dagvaarding van 31 juli 2020,
- de akte overlegging producties van 12 augustus 2020 van [eiser] (1-16),
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 5] met producties (1-8)
- de conclusie van antwoord van [gedaagden c.s.] met producties (1-7)
- het bericht van 21 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiser] houdende wijziging van eis tevens overlegging nadere producties
- de op voorhand overgelegde spreekaantekeningen van [eiser] , [gedaagden c.s.] en [gedaagde 5] ,
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2021, waarbij de zaak gelijktijdig met de gevoegde
3.De feiten
[D] raakte in paniek door politie-onderzoek”. In het artikel staat onder meer:
Politie en justitie zijn ervan overtuigd dat advocaat [eiser] in 2015 informatie uit een lopend strafonderzoek aan de organisatie van [D] heeft gelekt.” en “
De deken, die toezicht houdt op de advocatuur, is door het OM geïnformeerd over misstanden rondom dat strafonderzoek.”
Deken onderzoekt lekken door advocaat [eiser] aan organisatie [D]”.
Als raadsvrouw van mr. [eiser] kan ik u zeggen dat het Openbaar Ministerie geen klacht bij de Deken heeft ingediend tegen uw client in deze zaak. (…) Wij hebben vandaag wel aan de Deken die delen uit het [proces] dossier ter beschikking gesteld op basis waarvan blijkbaar is geconcludeerd dat mr [eiser] zou hebben gelekt.”
prod. 2 dv).
“ [A ] en [eiser] die zitten samen op een kantoor. Dat is een hele bijzondere combinatie. Van [eiser] wordt algemeen aangenomen dat hij informatie verschaft aan [D] .”
Nou, dat wordt onderzocht hè dat is een belangrijk…”.
“Nee, dat wordt algemeen aangenomen, inmiddels. In ieder geval het OM stelt zich op dat standpunt. Als je het dossier kent, dan begrijp je ook waarom. En [A ] kwam bij de kroongetuige binnen, dus dat is een hele bijzondere combinatie van twee mensen op één kantoor.”
De verzender van het PGP-bericht vermeldt dat hij deze informatie heeft verkregen van het ‘broertje van [C] ’. Omdat mr. [eiser] één van de advocaten in de [onderzoek] -zaak was en een broer heeft die [C] heet, kan het PGP-bericht worden opgevat als een aanwijzing dat hij degene was die de informatie heeft verstrekt. Ik heb daarom onderzoek gedaan naar mr. [eiser] betrokkenheid bij het bericht.
Ik heb uitgebreid onderzoek gedaan, maar dit onderzoek heeft geen bewijs of verdere aanwijzingen opgeleverd dat mr. [eiser] degene is geweest die de informatie heeft verstrekt. Ik heb ook niet kunnen vaststellen wie de informatie wel heeft verstrekt.
In het licht van mr. [eiser] ontkenning is mijn conclusie dat niet is komen vast te staan dat mr. [eiser] de informatie heeft verstrekt aan degene die het PGP-bericht heeft verstuurd. Ik heb daarom geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vastgesteld.”
4.Het geschil
in de zaak 20-406
Politie en Justitie zijn ervan overtuigd dat advocaat [eiser] in 2015 informatie uit een lopend strafonderzoek aan de organisatie van [D] heeft gelekt’, de beschuldiging “
Politie en Justitie zijn er van overtuigd dat hij in 2015 informatie heeft doorgespeeld aan de organisatie van [D]’, een en ander in samenhang met de op [2020] gepubliceerde bewering ‘
Het OM heeft onlangs de Amsterdamse deken Evert-Jan Henrichs, die namens de Orde van Advocaten toezicht houdt op de advocatuur heeft geïnformeerd over verschillende misstanden rondom het [onderzoek].”
R E C T I F I C A T I Edaarboven weergegeven over de volle breedte van de twee kolommen en met dezelfde lettergrootte als de letters in de beschuldiging ‘ADVOCAAT [eiser] LEKTE INFORMATIE NAAR [D] ” op de voorpagina van het [krant] van [2020] , één en ander conform goed drukkersgebruik, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen layout; en
Onlangs onthulde deze nieuwssite dat politie en justitie ervan overtuigd zijn dat [eiser] in 2015 informatie heeft gelekt aan [D] ”(d.d. [2020] ) en
“Eind mei onthulde deze nieuwssite dat politie en justitie ervan overtuigd zijn dat advocaat [eiser] in 2015 informatie uit een strafrechtelijk onderzoek heeft gelekt aan de organisatie van [D] ”(d.d. [2020] ).
(bedoeld zal zijn [gedaagde 5] , rechtbank)verzuimt de bevelen hierboven genoemd onder II en IV geheel of gedeeltelijk na te komen, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen dwangsom;
5.De beoordeling
Het juridisch kader
- i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben,
- ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld,
- iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de publicatie,
- iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
- v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en
- vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
[2020] geldt dat [eiser] uitgebreid betwist heeft dat hij informatie heeft gelekt aan en banden heeft met [D] of diens criminele organisatie. Zoals [gedaagden c.s.] ook heeft betoogd zijn hierover in het artikel geen beschuldigingen geuit jegens [eiser] door [gedaagden c.s.] heeft de gestelde overtuiging van politie en justitie, zoals zij ook aanvoert, niet geadopteerd. De rechtbank hoeft niet te beoordelen of die overtuiging terecht was en zal dat ook niet doen. Waar het om gaat is de vraag of het [krant] op [2020] mocht melden dat politie en justitie er destijds van overtuigd waren dat [eiser] in 2015 informatie uit het lopende strafonderzoek [onderzoek] aan de organisatie van [D] heeft gelekt en dat de deken van de Amsterdamse orde van advocaten door het OM hierover is geïnformeerd. In dat verband is relevant dat het niet zo is dat een publicatie pas mag worden gedaan als de juistheid onomstotelijk vast is komen te staan. Voldoende is dat er serieus te nemen aanwijzingen zijn die de inhoud van de publicatie kunnen dragen. Tussen partijen is in geschil of daar sprake van is.
kanworden opgemaakt dat [I] […]van [eiser] informatie heeft gekregen uit het voorgeleidingsdossier van onderzoek [onderzoek] . Echter heeft het OM op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2020 zonder enig voorbehoud meegedeeld dat uit het PGP-bericht van 17 juli 2015
blijktdat [I] langs [eiser] is gegaan en daar gehoord heeft hoe het onderzoek [onderzoek] is gestart, wat de aanleiding voor het onderzoek is geweest en hoe de politie bij de boxen is gekomen. De publicatie van [2020] vond weliswaar plaats vóór de bedoelde terechtzitting, maar aangenomen mag worden dat het OM het toen verwoorde standpunt (dat met de publicatie overeenstemt) reeds voor die publicatie had ingenomen, mede gezien het feit dat het PGP-bericht van 17 juli 2015 al voor die publicatiedatum was ontsleuteld. Dat officier van justitie mr. [officier] in een fragment bij RTL Nieuws op [2020] zich minder stellig uitlaat, doet aan de toelichting van het OM op de zitting eerder die dag niets af. Tot slot geldt dat de stelling van [eiser] dat het OM aan mr. [M] heeft bevestigd dat de bewering dat het OM en de politie ervan overtuigd zijn dat hij informatie aan [D] heeft doorgespeeld onjuist is, door hem niet is onderbouwd en door [gedaagden c.s.] voldoende is betwist. Dit leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Hetzelfde geldt voor het beroep van [eiser] op de e-mail van mr. [N] van 5 juni 2020. Deze e-mail weerlegt onvoldoende hetgeen de zaaksofficier enkele maanden later op de terechtzitting van [2020] namens het OM naar voren heeft gebracht.
verschillende misstanden rondom het [onderzoek]’ maakt dit niet anders. De lezer zal hooguit denken dat er naast het lekken door [eiser] nog meer aan de hand is. Een en ander betekent dat de mededeling dat de deken door het OM is geïnformeerd over het lekken van informatie door [eiser] onvoldoende steun vindt in het feitenmateriaal.
na het weekend contact” gaat opnemen “
met het OM” en dan beslist “
of er een onderzoek komt”.
Dat het om [eiser] gaat, die inderdaad een oudere broer heeft die [C] heet, bevestigen meerdere bronnen bij politie, justitie en in de onderwereld’.Bovendien wordt in de tekst van die publicatie, onder meer met de woorden ‘de zaak [eiser] ’ ook voor het overige sterk gefocust op [eiser] als dé advocaat waarop het onderzoek naar het lekken van informatie betrekking heeft, zonder dat daarbij ook de overige advocaten die destijds over het voorgeleidingsdossier beschikten zijn genoemd. Ook telt hier dat de onderbouwing van wat is vermeld over het dekenonderzoek, het verwijzen naar de verklaring van [S] , niet voldoende is. Verder is van belang dat de door de deken op [2020] aan de NOS afgegeven verklaring, veeleer erop wijst dat toen nog geen sprake was van het onderzoek waarover de publicatie rept. Een en ander leidt tot de slotsom dat het belang van [eiser] hier zwaarder weegt dan dat van [gedaagden c.s.] De publicatie van [2020] is dan ook onrechtmatig jegens [eiser] te achten.
algemeen aangenomenwordt dat [eiser] informatie verschaft aan [D] vindt geen steun in de feiten. Zoals in de procedure 20-406 is overwogen, kan slechts worden gesteld dat ten tijde van de publicatie in het [krant] van [2020] politie en het OM ervan overtuigd waren dat [eiser] in juli 2015 informatie uit het [onderzoek] heeft gelekt, waarna deze kort nadien bij [D] terecht is gekomen. Dat is iets anders dan de - niet naar feitelijke inkleding of tijdsbepaling gespecificeerde - stelling dat [eiser] informatie verschaft aan [D] en dat dat algemeen wordt aangenomen, zeker nu daarbij niet is toegelicht door welke andere personen buiten de kring van politie en justitie die aanname wordt gedaan en nu die stelling suggereert dat er een actueel en direct contact is tussen [eiser] en [D] . Daar komt nog bij dat [gedaagde 5] zijn stelling kracht heeft bijgezet door op te merken dat dit te begrijpen is als je het dossier kent.
algemeen aangenomen”wordt dat [eiser] “
informatie verschaft aan [D]”. Nadat de presentator hem wijst op de omstandigheid dat dit onderwerp van onderzoek is en dat dit belangrijk is, onderbreekt [gedaagde 5] de presentator en herhaalt hij zijn stelling. Van belang is hier dat hij die stelling in de tegenwoordige tijd verwoordt, alsof het aan [eiser] gemaakte verwijt ook ziet op diens actuele handelen, met de suggestie van een direct contact tussen [eiser] en [D] . Ook is hier van belang dat [gedaagde 5] in zijn reactie op de onderbreking door de presentator de relevantie van het (door de deken) ingestelde onderzoek lijkt weg te wuiven, alsof de uitkomst ervan aan de terechtheid van de bedoelde aanname niet af zal kunnen doen. Dat [gedaagde 5] vervolgens heeft gezegd
“In ieder geval het OM stelt zich op dat standpunt. Als je het dossier kent, dan begrijp je ook waarom.”,moge zo zijn, maar dat doet aan het gewicht van zijn voorafgaande woorden niet af
.
€ 1.407,50(2,5 salarispunt van € 563 per punt)
€ 1.407,50(2,5 salarispunt van € 563 per punt)
6.De beslissing
- € 157,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
- € 157,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,