ECLI:NL:RBMNE:2021:3802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 2720
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende ongeldigverklaring rijbewijs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen beroep ingesteld, nadat zijn rijbewijs op 23 november 2020 ongeldig was verklaard. Het bezwaar van verzoeker tegen dit primaire besluit werd op 3 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard door verweerder. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar had geen griffierecht betaald, wat een vereiste is voor het indienen van een dergelijk verzoek.

De voorzieningenrechter overwoog dat volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om voorlopige voorziening zonder zitting kan worden behandeld. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 6 juli 2021 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht van € 181,- binnen twee weken te betalen. Verzoeker heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De beslissing is geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/1345.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2720

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 november 2020 (primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard.
In het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld [1] . Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 181,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is [2] .
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 6 juli 2021 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
4. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
5. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/1345.
2.Zie artikel 8:82, eerste tot en met het derde lid, van de Awb en artikel 8:41, tweede, vijfde en zesde lid van de Awb.