ECLI:NL:RBMNE:2021:3784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/226
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst / Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 21 april 2021, wordt het beroep van eiser tegen de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 7 februari 2019, welke door de Belastingdienst op 13 februari 2019 is ontvangen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt er een beslistermijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, wat betekent dat de Belastingdienst uiterlijk op 10 april 2019 had moeten beslissen. De rechtbank constateert dat de Belastingdienst op 23 april 2019 een besluit heeft genomen, maar dit gebeurde na de ingebrekestelling van eiser. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkt op dat, hoewel het besluit buiten de beslistermijn is genomen, dit geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: L. Leusink).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 7 februari 2019, door verweerder ontvangen op 13 februari 2019. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 10 april 2019 moeten beslissen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 23 april 2019 op de aanvraag van eiser van
7 februari 2019 een besluit heeft genomen. Gelet op dit reeds voor de ingebrekestelling genomen besluit, is het beroep tegen het niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat verweerder de verdaging van de beslistermijn niet verlengd heeft en het besluit buiten de beslistermijn van acht weken is genomen. Gelet op het hiervoor genoemde, heeft het in de onderhavige procedure echter geen gevolgen.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.