ECLI:NL:RBMNE:2021:3778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/518144 / HA RK 21-54
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor inzake Ivermectine en COVID-19 door de Algemene Burgerbelangen Vereniging

In deze zaak verzoekt de Algemene Burgerbelangen Vereniging (ANBB) om een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot het gebruik van het geneesmiddel Ivermectine bij de voorkoming en behandeling van COVID-19. ANBB stelt dat er voldoende wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van Ivermectine en wil getuigen horen om inzicht te krijgen in de besluitvorming van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) over hun behandelrichtlijnen. NHG verzet zich tegen het verzoek en stelt dat ANBB niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 3:305a BW voor collectieve acties. De rechtbank oordeelt dat ANBB niet kan aantonen dat zij een eigen belang heeft en dat haar statutaire doel te breed is geformuleerd. Hierdoor wordt ANBB niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan NHG.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/518144 / HA RK 21-54
Beschikking van 11 augustus 2021
in de zaak van
de vereniging
ALGEMENE BURGERBELANGEN VERENIGING,
gevestigd te Middelharnis ,
verder ook te noemen:
ANBB,
verzoekster,
advocaat mr. N.J.P. Vanaken te Eindhoven,
tegen
de vereniging
NEDERLANDS HUISARTSEN GENOOTSCHAP,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen:
NHG,
verweerster,
advocaten: mr. B. Wallage en mr. W.I. Koelewijn te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties,
  • het verweerschrift,
  • de mondelinge behandeling van 21 juli 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het verzoek van ANBB om een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv voor toewijzing in aanmerking komt. Het gebruik van het geneesmiddel Ivermectine bij de voorkoming en behandeling van COVID-19 staat bij dit verzoek centraal.
2.2.
ANBB is een vereniging met als doel het engageren, faciliteren en implementeren van burger participatie. Zij voorziet haar leden van een elektronisch platform waarbij de leden hun opinies kenbaar kunnen maken en om kunnen zetten in online referenda. De uitslag na stemming dient als basis voor ANBB om de kwestie te realiseren, via de juridische weg, de politiek of door publieke opinie via de (sociale) media.
2.3.
NHG is een onafhankelijke wetenschappelijke vereniging van huisartsen. Het NHG ontwikkelt richtlijnen en standaarden teneinde de medische beroepsuitoefening door huisartsen in Nederland te uniformeren op basis van state-of-the-art inzichten uit de medische wetenschap en daarmee de kwaliteit van de zorg, zoals die door huisartsen in Nederland wordt verleend, te waarborgen. Nagenoeg alle Nederlandse huisartsen (in opleiding) zijn lid van de vereniging.
2.4.
Met betrekking tot het gebruik van het geneesmiddel Ivermectine bij COVID-19 vermeldt NHG het volgende in haar behandelrichtlijn (laatstelijk gewijzigd 8 februari 2021):
‘’Het off-label voorschrijven van Ivermectine buiten onderzoeksverband wordt afgeraden bij COVID-19 patiënten in de huisartsenpraktijk; er is geen bewijs dat dit een gunstig effect heeft op het aantal ziekenhuisopnamen of overlijden als gevolg van COVID-19. Ook is de dosering en de timing van het gebruik op dit moment nog onvoldoende onderzocht.’’
2.5.
ANBB stelt zich op het standpunt dat er op dit moment wel voldoende betrouwbaar wetenschappelijk bewijs voorhanden is om te stellen dat het geneesmiddel Ivermectine een positieve werking kent bij de voorkoming (profylaxe) en de behandeling van COVID-19. ANBB wil een procedure starten tegen NHG, waarin ANBB de rechtbank wil verzoeken NHG te bevelen haar behandelrichtlijnen aan te passen, in die zin dat zij positief of in ieder geval neutraal adviseert over het gebruik van Ivermectine bij COVID-19. Met het oog op gerechtelijke bewijsvoering wil ANBB daartoe getuigen horen. Door middel van het horen van getuigen wil ANBB achterhalen hoe de besluitvorming binnen het NHG precies plaatsvindt, op welke bronnen het NHG zich hierbij baseert en welke door de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (hierna: SWAB) genoemde instanties een concrete rol hierbij innemen.
2.6.
ANBB wenst hierover de volgende getuigen te horen:
  • de heer [A] ,
  • de heer [B] ,
  • de heer [C] ,
  • mevrouw [D] ,
  • de heer [E] ,
  • de heer [F] ,
  • de heer [G] ,
  • de heer [H] ,
  • de heer [I] ,
2.7.
NHG verzet zich tegen het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Primair verzoekt zij de rechtbank om ANBB niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, omdat niet is voldaan aan de eisen in artikel 3:305a BW en ANBB geen belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor. Subsidiair verzoekt NHG om afwijzing, omdat ANBB volgens NHG misbruik maakt van haar bevoegdheid, het verzoek in strijd is met de goede procesorde en er sprake is van een ander door de rechter zwaarwegend geoordeeld bezwaar. Meer subsidiair verzoekt NHG om gedeeltelijke afwijzing. Een en ander onder veroordeling van ANBB in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank moet, alvorens wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot het houden van een voorlopige getuigenverhoor, allereerst beslissen op het meest verstrekkende (niet-ontvankelijkheids)verweer van NHG.
3.2.
NHG stelt dat het statutaire doel van ANBB te breed is en zij niet beschikt over een concrete achterban, waardoor niet kan worden gesteld dat zij gelijksoortige belangen volgens haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd. Ook heeft ANBB geen eigen belang bij deze procedure. Daarom dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3.
ANBB betwist dat zij onvoldoende belang heeft bij het instellen van haar verzoek. Zij betwist dat haar statutaire doelstelling te breed zou zijn geformuleerd en anderzijds kan zij –gezien haar brede werking – nu eenmaal niet voor een meer afgebakende formulering kiezen. Ook voert zij aan te beschikken over een concrete achterban. Bovendien is ANBB van mening dat niet al teveel gewicht moet worden toegekend aan de huidige criteria zoals opgenomen in lid 2 van artikel 3:305a BW, omdat er in een nog te voeren bodemprocedure geen schadevergoeding zal worden geclaimd, maar ANBB wil bewerkstellingen dat NHG haar behandelrichtlijn inzake Ivermectine aanpast.
3.4.
De rechtbank acht het verweer van NHG gegrond en zal ANBB niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Hierna wordt uitgelegd waarom de rechtbank tot dit oordeel komt.
Juridisch kader collectieve actie, artikel 3:305a BW
3.5.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de rechtspersoon die een collectieve rechtsvordering kan instellen in het kader van de hoofdzaak, ook een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan indienen. Een dergelijke rechtspersoon heeft (behoudens voor zover is voldaan aan wettelijke vereisten voor toewijzing en geen van de afwijzingsgronden zich voordoet) in beginsel recht op een verhoor. Dit laagdrempelige karakter en het gegeven dat het hier niet gaat om een door ANBB ingestelde rechtsvordering maar om een verzoek dat slechts het horen van getuigen betreft, laat onverlet dat ook bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voldaan dient te zijn aan de vereisten voor een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a BW.
3.6.
De in het eerste lid van artikel 3:305a BW opgenomen eis dat ANBB slechts een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt, houdt niet alleen in dat haar statutaire doelomschrijving ziet op deze belangen, maar ook dat zij hierbij een eigen belang moet hebben en dat zij daadwerkelijk activiteiten ontplooit om deze belangen te behartigen. Bovendien moeten deze belangen voldoende zijn gewaarborgd, waar volgens lid 2 van artikel 3:305a BW sprake van is wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen. Daarnaast gelden volgens sub a tot en met e van dit artikellid een aantal voorwaarden die betrekking hebben op de transparantie en governance.
Toetsing vereisten artikel 3:305a BW
3.7.
Is er in deze zaak sprake van “gelijksoortige belangen”?
3.8.
Het is ANBB te doen om aanpassing van de behandelrichtlijn van NHG in die zin dat daarin (door huisartsen) positief of in ieder geval neutraal (aan patiënten) wordt geadviseerd over het gebruik van Ivermectine bij COVID-19. Daarin valt wel degelijk een gelijksoortig belang te ontwaren en op zichzelf leent dergelijk belangen zich ook voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van belanghebbenden kan worden bevorderd. De omstandigheid dat mogelijk een aanmerkelijk deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt niet instemt met het doel van de voorgenomen rechtsvordering en dit verzoek staat aan de toepasselijkheid van dit artikel niet in de weg. Vereist is ook dat ANBB een ‘eigen belang’ moet hebben; zij kan geen procedure aanhangig maken waarin uitsluitend de belangen van anderen aan de orde komen.
Noch uit haar statuten noch uit hetgeen zij voor het overige in deze procedure heeft gesteld, is aannemelijk geworden dat zij een duidelijk en concreet omschreven eigen belang bij deze procedure heeft. Dit leidt tot de slotsom dat er geen sprake is van “gelijksoortige belangen” als bedoeld in artikel 3:305a BW.
3.9.
Behartigt ANBB deze belangen in haar statuten?
3.10.
Indien wordt uitgegaan van de veronderstelling dat er sprake is van gelijksoortige belangen als bedoeld in artikel 3:305a BW dan rijst de vraag of ANBB deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Ook deze vraag wordt ontkennend beantwoord en wel om de volgende redenen.
3.11.
ANBB heeft volgens haar statuten als doel:
‘’
Het engageren, faciliteren en implementeren van burger participatie door middel van informeren en een lidmaatschap met toegang tot een elektronisch platform waar leden meningen kunnen omzetten in referendum-kwesties waarvan de uitslag ingezet wordt om de geformuleerde kwestie te realiseren hetzij juridisch via rechtszaken, hetzij via politiek door middel van nieuwe of herziene wetgeving, hetzij via publieke opinie door middel van publicaties in mainstream media (MSM), alternatieve media en/of sociale media; en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.’’
Het statutaire doel van ANBB –
het omzetten van meningen van leden in referendum-kwesties waarvan de uitslag ingezet wordt om de kwesties te realiseren– is te abstract (te onbepaald en te weinig specifiek) geformuleerd om te kunnen vaststellen dat ANBB ingevolge haar statuten de belangen behartigt van degenen die wensen dat NHG haar richtlijn aanpast inzake het gebruik van Ivermectine bij COVID-19. Dat het statutaire doel te onbepaald en te weinig specifiek is blijkt bovendien uit het feit dat ter zitting onweersproken naar voren is gekomen dat er ook daadwerkelijk sprake is van zeer uiteenlopende onderwerpen waarvoor ANBB referenda organiseert. Zo gaan andere referenda van ANBB onder meer over gezondheidsklachten door straling, gezondheidsschade door windturbines, klimaatverandering, de gekozen burgemeester en het aanpassen van embryo-DNA.
3.12.
Zijn deze belangen voldoende gewaarborgd?
3.13.
ANBB voldoet ook niet aan dit in artikel 3:305a BW gestelde (derde) vereiste.
Immers, zij heeft evenmin inzichtelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk beschikt over een achterban, die belang heeft bij het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor met als doel bewijs te vergaren om via een collectieve actie in rechte te bewerkstellingen dat NHG haar behandelrichtlijn inzake Ivermectine aanpast. ANBB is, volgens de wetgever in de memorie van toelichting, weliswaar niet verplicht om een lijst met namen en andere gegevens van haar achterban over te leggen, maar zij dient wel nauwkeurig te omschrijven voor welke groep van personen zij opkomt (Kamerstukken II 2016-2017, 34608, nr. 3, p. 18/19). De rechtbank dient namelijk te toetsen of een rechtspersoon voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen. Deze eis voorkomt dat een stichting of vereniging een rechtsvordering kan instellen zonder vereiste ondersteuning van een achterban. Daardoor kan niet iedere willekeurige organisatie zich opwerpen als verdediger van de belangen van gedupeerden. ANBB betoogt dat zij over gaat tot feitelijke acties namens haar leden op het moment dat het merendeel van haar leden via expliciete stemming blijk heeft gegeven van de wens daartoe. Zoals al eerder overwogen kan dit gaan over uiteenlopende onderwerpen. Met betrekking tot de kwestie die speelt in deze zaak heeft ANBB ter bewijs een print screen van de website van ANBB overgelegd, waaruit blijkt dat 98% van de leden ja heeft geantwoord op de vraag: ‘Huisarts mag COVID-19 behandelen?’. ANBB voegt hier in haar pleitnota aan toe dat overigens is bedoeld ‘behandelen met werkende middelen’. De rechtbank is van oordeel dat een online referendum onder zo’n brede noemer onvoldoende is om aan te nemen dat ANBB beschikt over de steun van een relevante achterban over de kwestie die in deze zaak aan de orde is en daarmee voldoende representatief is.
3.14.
De slotsom is dat het primaire verweer van NHG slaagt en ANBB in haar verzoek niet kan worden ontvangen. Aan de beoordeling van de overige verweren van NHG wordt niet meer toegekomen. ANBB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van NHG worden veroordeeld. Deze worden begroot op € 1.126,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief II van € 563,-).

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart ANBB niet ontvankelijk in haar verzoek,
veroordeelt ANBB in de proceskosten, aan de zijde van NHG tot op heden begroot op € 1.126,-,
verklaart deze beschikking voor zover de hierin vermelde kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: HW/46854