ECLI:NL:RBMNE:2021:3777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/518654 / HL ZA 21-73
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake exceptio plurium litis consortium in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2021 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde]. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of [gedaagde] een beroep kan doen op de exceptio plurium litis consortium, een verweer dat inhoudt dat de rechtsverhouding tussen partijen processueel ondeelbaar is. [eiseres] vorderde betaling van een bedrag van € 41.845,- op basis van een mondelinge overeenkomst die zou zijn gesloten tussen haar en de vader van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat het beroep op de exceptio plurium litis consortium niet slaagde, omdat er geen sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank verklaarde [eiseres] ontvankelijk in haar vorderingen en beval een mondelinge behandeling om verdere inlichtingen te verkrijgen en de stellingen van partijen nader te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de mondelinge behandeling mogelijk via Skype for Business kan plaatsvinden, gezien de beperkingen door de coronacrisis. De zaak is aangehouden voor beraad en verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/518654 / HL ZA 21-73
Vonnis van 4 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres
advocaat mr. L.M.M. Loerakker te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. J.J.F. van de Voort te Langbroek.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord tevens
exceptio plurium litis consortium;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen:
- primair, een bedrag van € 41.845,- met rente en kosten;
- subsidiair, een bedrag van € 1.900,- met rente en kosten;
- de proceskosten.
2.2.
Aan de primaire vordering heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd. De vader van [gedaagde] , wijlen [A] , heeft met zijn moeder (hierna: moeder [achternaam eiseres/gedaagde/A/B] ), zijn broer [B] en zijn zus [eiseres] afgesproken dat moeder [achternaam eiseres/gedaagde/A/B] aan [B] en [A] het appartement aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: het appartement) schenkt, onder de voorwaarde dat [B] en [A] bij verkoop van het appartement ieder 1/6 deel van de door hen te ontvangen netto verkoopprijs aan [eiseres] betalen. Volgens [eiseres] is [gedaagde] als de rechtsopvolger onder algemene titel van wijlen [A] gehouden de hiervoor genoemde afspraak tegenover [eiseres] na te komen, nu het appartement is verkocht. Zij vordert nakoming van de mondelinge overeenkomst, dan wel van het derdenbeding. Aan de subsidiaire vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat zij, sinds het appartement is overgedragen aan [B] en [A] , 1/3 deel van de gemeenschappelijke lasten van het appartement heeft betaald en sinds 6 december 2019 1/3 deel van de servicekosten heeft betaald. [eiseres] stelt dat, indien de hiervoor genoemde afspraak tussen partijen niet is overeengekomen, zij zonder rechtsgrond de gemeenschappelijke lasten en de servicekosten van het appartement heeft betaald.
2.3.
[gedaagde] heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
2.4.
In het kader van haar verweer heeft [gedaagde] onder meer een beroep gedaan op de
exceptio plurium litis consortium. [gedaagde] stelt dat de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid moet stellen [B] in het geding op te roepen, en indien zij niet (tijdig) van deze gelegenheid gebruik maakt, [eiseres] niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vorderingen. Hieraan heeft [gedaagde] het volgende ten grondslag gelegd. Volgens [gedaagde] volgt uit de stellingen van [eiseres] dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. [gedaagde] voert aan dat, wanneer enige vordering van [eiseres] voor toewijzing in aanmerking komt, diverse bedragen met [eiseres] moeten worden verrekend en van [B] moeten worden teruggevorderd.
2.5.
De rechtbank heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld te antwoorden op het beroep op de
exceptio plurium litis consortium.Vervolgens heeft [eiseres] hiertegen verweer gevoerd.
2.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

3.De beoordeling van het beroep op de exceptio plurium litis consortium

3.1.
Voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep op de
exceptio plurium litis consortiumoverweegt de rechtbank voor de goede orde dat excepties verweren zijn die ertoe strekken dat de rechter op grond van regels van processuele aard niet aan een beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil toekomt. Een beroep op de
exceptio plurium litis consortiumis geen exceptief verweer, maar een verweer ten principale. Een beoordeling hiervan verdraagt zich niet met het karakter van een incidentele vordering.
3.2.
Wel acht de rechtbank het in belang van alle genoemde partijen om de vraag of [eiseres] in de gelegenheid moet worden gesteld [B] in het geding op te roepen, in dit stadium van de procedure te beantwoorden. De rechtbank zal om die reden, vooruitlopend op de overige door [gedaagde] gevoerde verweren, bij tussenvonnis een beslissing nemen op het
exceptio plurium litis consortiumverweer.
3.3.
Voor het slagen van een beroep op de
exceptio plurium litis consortiumis vereist dat de procedure een processueel ondeelbare rechtsverhouding tot voorwerp heeft, terwijl niet alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen procespartij zijn. Een rechtsverhouding is ondeelbaar wanneer het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin luidt. Bij de beoordeling van processuele ondeelbaarheid dient niet alleen de rechtsverhouding maar ook de op grond daarvan ingestelde vordering betrokken te worden.
3.4.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op nakoming van een mondelinge overeenkomst, dan wel een derdenbeding, waarbij meer dan twee partijen betrokken zijn. De omstandigheid dat bij deze gestelde overeenkomst, dan wel het derdenbeding, meerdere partijen betrokken zijn, maakt de rechtsverhouding en de daarop gegronde vordering niet per definitie processueel ondeelbaar. [eiseres] stelt dat [gedaagde] als rechtsopvolger van wijlen [A] een zelfstandige betalingsverplichting tegenover [eiseres] heeft op grond van de overeenkomst, dan wel het derdenbeding. Op deze vordering kan worden beslist, zonder dat [B] als procespartij bij dit geschil betrokken is. [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de onderhavige rechtsverhouding processueel ondeelbaar is. Evenmin heeft zij feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing op de vordering ten aanzien van alle betrokken in dezelfde zin luidt. Indien bij toewijzing van de vordering van [eiseres] blijkt dat er grond is voor verrekening tussen [gedaagde] en [eiseres] , kan dat worden meegenomen in de beoordeling. Voorts merkt de rechtbank op dat zij zonder nadere toelichting, die hier ontbreekt, niet in ziet waarom een eventuele regresvordering van [gedaagde] op [B] relevant is voor de beoordeling van de vraag of de gestelde rechtsverhouding processueel ondeelbaar is. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat het beroep van [gedaagde] op de
exceptio plurium litis consortiumniet slaagt en dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen.

4.Verdere beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.3.
In beginsel wordt op de mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
4.4.
Tijdens of na de mondelinge behandeling kan de rechtbank direct mondeling uitspraak doen. Tijdens de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Ter zitting kan aan de orde komen of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, welke vragen beantwoord moeten worden en wie partijen als deskundige benoemd willen zien. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.5.
Als gevolg van de door de rechtbank getroffen maatregelen vanwege de coronacrisis is de mogelijkheid om de mondelinge behandeling in een rechtszaal van de rechtbank te houden beperkt. Daarom is het mogelijk dat de rechter besluit dat de mondelinge behandeling via Skype for Business zal worden gehouden. Evenzeer is mogelijk dat in verband met de risico’s rond het coronavirus een partij zelf niet in staat is om deel te nemen aan een mondelinge behandeling in een rechtszaal van de rechtbank.
4.6.
Partijen kunnen bij het opgeven van hun verhinderdata zich uitlaten over de mogelijkheid om de mondelinge behandeling te houden via Skype for Business of door middel van een mondelinge behandeling in een rechtszaal van de rechtbank, en, als zij menen dat een van die mogelijkheden niet aanwezig of niet geschikt is, dat standpunt toe te lichten.
4.7.
Indien zal worden bepaald dat de mondelinge behandeling via Skype for Business zal worden gehouden, dan zullen de advocaten gelijktijdig met de uitnodiging voor de zitting nadere informatie omtrent de gang van zaken bij een dergelijke zitting ontvangen.
4.8.
Ook nadat de rechter de wijze van de mondelinge behandeling heeft bepaald, blijft het mogelijk dat die wijze alsnog door de rechter wordt gewijzigd. Indien dat het geval is, zullen de advocaten daarover zo tijdig mogelijk worden geïnformeerd en een aangepaste uitnodiging met informatie voor de mondelinge behandeling ontvangen.
4.9.
De procedure zal worden aangehouden voor beraad mondelinge behandeling. Helaas zijn er in 2021 geen zittingsdata meer beschikbaar om een mondelinge behandeling te kunnen plannen. De combinatie van verschillende effecten van de coronacrisis en het tekort aan rechters heeft ertoe geleid dat het zittingsrooster al vol is. Zodra het zittingsrooster van het eerste kwartaal van 2022 bekend is, zal de procedure worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata. Bij de opgave van de verhinderdata dienen partijen rekening te houden met zowel de mogelijkheid van een mondelinge behandeling via Skype, als met de mogelijkheid van een mondelinge behandeling in een rechtszaal van de rechtbank.
4.10.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiseres] ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in beginsel op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.4.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.5.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden voor beraad mondelinge behandeling,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.