ECLI:NL:RBMNE:2021:3772
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die met ingang van 1 januari 2021 geen recht meer had op een Ziektewetuitkering, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Ze verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij in financiële nood zou verkeren.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Bij financiële geschillen is er doorgaans geen sprake van spoedeisend belang, tenzij er een acute noodsituatie is. Verzoekster heeft weliswaar aangevoerd dat zij niet in haar eerste levensbehoeften kan voorzien, maar heeft dit niet onderbouwd met voldoende bewijs. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen acute financiële noodsituatie is en dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij onder het sociaal minimum leeft.
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat er geen ernstige twijfels zijn over de juistheid van het besluit. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.