ECLI:NL:RBMNE:2021:377
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Inzage in dossier en persoonsgegevens onder de Jeugdwet en AVG
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Autoriteit Persoonsgegevens. De eiser, een vader van drie kinderen, verzocht om inzage in het dossier dat Samen Veilig Midden-Nederland (SaVe) over hem en zijn kinderen had. Eiser stelde dat hij niet in het volledige dossier had kunnen kijken en dat SaVe niet voldeed aan zijn inzageverzoek, wat volgens hem in strijd was met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens had het verzoek om handhaving afgewezen, wat de eiser aanvocht.
De rechtbank oordeelde dat de Autoriteit Persoonsgegevens ten onrechte had vastgesteld dat er geen overtreding van het inzagerecht was. De rechtbank concludeerde dat er aannemelijk was dat er meer persoonsgegevens van de eiser waren verwerkt door SaVe dan hem waren verstrekt, met name over de periode waarin zijn gezag over zijn kinderen was geschorst. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op de persoonsgegevens van de eiser zelf over de periode van 23 juni 2016 tot 22 juni 2017 en droeg de Autoriteit Persoonsgegevens op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
De rechtbank benadrukte dat de regeling van de Jeugdwet voorrang heeft boven de AVG, maar dat dit niet betekent dat de eiser geen recht had op inzage in zijn eigen persoonsgegevens. De rechtbank stelde vast dat de eiser in het verleden al inzage had gehad in gegevens over zijn kinderen, maar dat dit niet betekende dat hij geen recht had op inzage in gegevens die specifiek op hem betrekking hadden. De rechtbank wees erop dat de Autoriteit Persoonsgegevens onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verwerkte persoonsgegevens van de eiser en dat dit een ontoereikende motivering was voor het afwijzen van het handhavingsverzoek.