Beoordeling door de rechtbank
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
bevatten geen tegenstrijdigheden;
zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig is. De
verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres enkel telefonisch onderzocht, waardoor zij volgens eiseres geen goed beeld van de belastbaarheid van eiseres ten aanzien van haar aandachtsverlies en concentratieproblemen heeft verkregen, hetgeen samenhangt met haar ADHD. Er had daarom een fysiek onderzoek moeten plaatsvinden. Volgens eiseres is de medische beoordeling ook onzorgvuldig omdat verweerder ten onrechte geen expertise door een psycholoog heeft laten verrichten.
5. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit de rapportage van 12 augustus 2019
van de primaire verzekeringsarts, de heer [A] , blijkt dat hij het dossier heeft bestudeerd en een spreekuur met eiseres heeft gehouden, waarbij hij eiseres psychisch heeft onderzocht. Uit de rapportage van 28 augustus 2020 van verzekeringsarts bezwaar en beroep, mevrouw [B] , blijkt dat zij dossiergegevens heeft bestudeerd, op
31 juli 2020 een telefonische hoorzitting met eiseres heeft gehouden en informatie uit de behandelend sector in de heroverweging heeft betrokken.
De rechtbank stelt voorop dat het niet verplicht is voor een verzekeringsarts om fysiek onderzoek te doen. De omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres enkel telefonisch heeft onderzocht leidt daarom niet per definitie tot de conclusie dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Verder stelt de rechtbank vast dat uit de rapportage van 28 augustus 2020 van [B] blijkt dat de geplande hoorzitting van fysiek naar telefonisch is gewijzigd, wegens verkoudheidsklachten van de gemachtigde van eiseres. Niet is gebleken dat de gemachtigde zich tegen deze omzetting heeft verzet, uitstel heeft verzocht of alsnog om een fysiek onderzoek door de verzekeringsartsbezwaar en beroep heeft verzocht. Daarnaast is het in beginsel aan de verzekeringsarts om al dan niet een expertise te laten verrichten. Verder zijn de rapportages eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De rapportages voldoen daarmee aan de drie voorwaarden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
6. Eiseres voert aan dat verweerder haar medische beperkingen heeft onderschat. De
medische informatie van onder meer ADHD Centraal roept volgens eiseres twijfel op over de juistheid van de inschatting van haar psychische beperkingen door verweerder. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is ten aanzien van het concentreren van de aandacht en het vasthouden en verdelen van de aandacht.
7. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de medische beperkingen van eiseres zijn
onderschat. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres ingebrachte medische informatie van [C] , verpleegkundig specialist GGZ van ADHD Centraal van 7 november 2019 hierover geen twijfel zaait. Daarbij is van belang dat in het rapport van 5 februari 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vermeld dat de diagnose ADHD niet direct aanleiding geeft tot het aannemen van beperkingen ten aanzien van aandacht en concentratie, maar dat het aannemen van beperkingen ziet op het concrete geval. Verder overweegt de rechtbank dat zelfs in geval de gemachtigde van eiseres en niet zijzelf, zoals ter zitting is aangevoerd, heeft aangegeven dat zij niet goed kan antwoorden op vragen en dat dat gerelateerd is aan haar beperkingen, dan nog doet dat er niet aan af dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat uit overige medische onderzoeken is gebleken dat bij eiseres geen sprake is van beperkingen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft hierover in de rapportage van 28 augustus 2020 namelijk aan dat tijdens het onderzoek dat op 12 augustus 2019 door de primaire verzekeringsarts is verricht, niet is gebleken van aandachtsverlies en concentratieproblemen. Evenmin was hiervan sprake tijdens de telefonische hoorzitting op 31 juli 2020. Volgens [B] bleef eiseres namelijk consequent en coherent in het beantwoorden van vragen. Deze constatering maakte bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet de indruk dat sprake was van concentratie- of aandachtsverlies. De rechtbank kan deze uitleg volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder een urenbeperking had moeten aannemen. Op
preventieve gronden omdat eiseres haar grenzen niet goed kan bewaken waardoor overbelasting dreigt en haar nachtrust verloren gaat. Volgens eiseres speelt haar thuissituatie daarbij een rol. Op energetische gronden vanwege haar vermoeidheid, en concentratieproblematiek samenhangend met ADHD. Op beschikbaarheidsgronden vanwege een onderzoeks-/behandeltraject voor ADHD.
9. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van
28 augustus 2020 gemotiveerd heeft onderbouwd dat geen urenbeperking moet worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft namelijk aan dat uit het dagverhaal van eiseres een vaste dagstructuur blijkt en dat eiseres ten tijde van het medische onderzoek geen vermoeide indruk maakte. Verder is bij eiseres geen sprake van een beperkt energetisch vermogen, is er geen sprake van een aandoening als ernstig long- of hartfalen op grond waarvan een preventieve urenbeperking kan worden aangenomen en evenmin is sprake van een beperkte beschikbaarheid vanwege een intensieve behandeling. Tot slot brengt de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar voren dat een belaste thuissituatie niet wordt aangemerkt als ziekte of gebrek. Deze omstandigheid wordt daarom, gelet op de klachten en beperkingen van eiseres, niet meegewogen bij het vaststellen van de beperkingen voor arbeid. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
10. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar ADHD en de daaruit voortvloeiende beperkingen,
namelijk concentratieproblemen en geen goed geheugen, zij niet in staat is de geduide functies uit te oefenen.
11. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiseres geen beroepsgronden
naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige van verweerder per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, de heer [D] , heeft daarbij overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, mevrouw [B] .
Verzoek om benoeming van een onafhankelijke medisch deskundige
12. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige in te schakelen
die onderzoek kan doen naar haar belastbaarheid. Hierbij beroept eiseres zich op het beginsel van “equality of arms”, dat is genoemd in het arrest ‘Korošec’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
13. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank
van oordeel dat de medische beoordeling voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld. Het beroep van eiseres op het arrest ‘Korošec’ slaagt niet. De rechtbank ziet namelijk geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. In het dossier zitten, naast de beoordelingen van de verzekeringsartsen van verweerder, diverse stukken van behandelaars van eiseres. Eiseres heeft medische informatie van [C] , verpleegkundig specialist GGZ van ADHD Centraal van 7 november 2019 overgelegd. Een dergelijke stuk is geschikt om twijfel te zaaien over het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze informatie is kenbaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Daarmee is in dit geval voldaan aan het vereiste van een gelijke procespositie. Uit het arrest ‘Korošec’ volgt niet dat de rechter uit een oogpunt van “equality of arms” gehouden zou zijn een medisch deskundige te benoemen in de situatie waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de behandelaars inzichtelijk bij de beoordeling heeft betrokken, zoals hier aan de orde is. Tot slot twijfelt de rechtbank, zoals ook hiervoor is overwogen, niet aan de juistheid van de medische beoordeling. Ook daarin bestaat dus geen reden voor het inschakelen van een onafhankelijke medisch deskundige.