ECLI:NL:RBMNE:2021:3744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/4307
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, maar verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke beslistermijnen heeft overschreden. Eiser had op 9 januari 2020 een bezwaarschrift ingediend, dat door verweerder op 13 januari 2020 was ontvangen. De termijn voor het nemen van een besluit was opgeschort, maar uiteindelijk had verweerder uiterlijk op 21 juli 2020 moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 28 oktober 2020 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is gebleven, met een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen inmiddels was verstreken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 261,- en het griffierecht op € 178,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4307

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.M.J.J. Houben).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eisers ingediende bezwaarschrift van 9 januari 2020 is door verweerder ontvangen op 13 januari 2020. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Omdat er een adviescommissie is geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Deze termijn is opgeschort, omdat aan eiser een termijn is geboden om de gronden van het bezwaar in te dienen. De gronden van het bezwaar zijn op 17 maart 2020 door verweerder ontvangen. Verweerder had in eerste instantie dus uiterlijk op 9 juni 2020 moeten beslissen. Verweerder heeft vervolgens de termijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus uiterlijk op 21 juli 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 28 oktober 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c van de Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 17 november 2020. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, van de Awb).
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond.
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 261,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 261,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
- de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen -
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.