ECLI:NL:RBMNE:2021:3743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/4096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingebrekestellen in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 april 2021, wordt het beroep van eiser tegen de burgemeester van de gemeente Zeist behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, maar de burgemeester had niet tijdig beslist. Eiser heeft op 24 juli 2020 zijn bezwaarschrift ingediend, en volgens de wet had de burgemeester uiterlijk op 20 oktober 2020 moeten beslissen. Eiser heeft de burgemeester op 20 oktober 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was. De beslistermijn was ten tijde van de ingebrekestelling nog niet verstreken, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen geldige ingebrekestelling was gedaan. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat de niet tijdige betaling van het griffierecht niet aan eiser kan worden tegengeworpen. De beslissing van de rechtbank is genomen zonder dat partijen werden uitgenodigd voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en

de burgemeester van de gemeente Zeist, verweerder,

(gemachtigde: A.J. Penders).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit. De rechtbank ziet reden om de niet tijdige betaling van het griffierecht niet aan eiser tegen te werpen.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb. Een ingebrekestelling kan pas plaatsvinden op de eerste dag na afloop van de termijn voor het nemen van een besluit.
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 24 juli 2020. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Omdat er een adviescommissie is geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
4. Het besluit is op 16 juni 2020 aan eiser bekend gemaakt. Verweerder had dus uiterlijk op 20 oktober 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 20 oktober 2020 in gebreke heeft gesteld.
5. De rechtbank overweegt dat met de ingebrekestelling niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De beslistermijn was ten tijde van de indiening van de ingebrekestelling nog niet verstreken. Eiser heeft verweerder prematuur in gebreke gesteld. Zonder geldige ingebrekestelling kan er geen beroep tegen het niet tijdig beslissen worden ingesteld.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.