ECLI:NL:RBMNE:2021:373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 24 en UTR - 20 _ 3065
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor archeologisch onderzoek

Op 28 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden. Dit besluit, genomen op 30 juli 2020, betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek aan de [adres] in [plaats]. Verzoekers waren van mening dat het college onvoldoende rekening had gehouden met hun belangen en dat er een reëel risico bestond op schade aan hun woning door de werkzaamheden.

De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In zijn overwegingen stelde de voorzieningenrechter vast dat het college geen verdere beslissingsruimte had om de belangen van verzoekers mee te wegen, gezien het toetsingskader dat is opgenomen in het bestemmingsplan ‘Sluiseiland’. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend, omdat de archeologische waarde van de locatie voldoende was vastgesteld op basis van een rapport van een archeologische deskundige en een positief advies van de Omgevingsdienst regio Utrecht.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de zorgen van verzoekers over mogelijke schade aan hun woning niet konden leiden tot een andere beslissing, omdat het college zich diende te houden aan het bestemmingsplan en de bijbehorende regels. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/24 en 20/3065

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

28 januari 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J. Witvoet),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A.M.J. de Braal).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij] B.V.(vergunninghouder), gevestigd te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. M.A. Grapperhaus).

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 30 juli 2020 (het bestreden besluit). Met dat besluit heeft het college de bezwaren van verzoekers tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek aan de [adres] ong. in [plaats] ongegrond verklaard en heeft het college deze omgevingsvergunning in stand gelaten. Omdat vergunninghouder het voornemen heeft om het archeologisch onderzoek in maart 2021 uit te voeren, hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van
28 januari 2021. Hierbij waren verzoekers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Ook de gemachtigde van het college was aanwezig. Namens vergunninghouder was
[A] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De zaak gaat over het besluit van 12 mei 2020, waarbij het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend voor het uitvoeren van een werk, namelijk het uitvoeren van een zogenaamd proefsleuvenonderzoek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college deze omgevingsvergunning terecht verleend en in stand gelaten met het bestreden besluit.
3. Het toetsingskader voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden is opgenomen in het bestemmingsplan ‘Sluiseiland.’ De omgevingsvergunning wordt verleend, nadat de aanvrager een rapport van een archeologische deskundige aan het college heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld [1] . Bij het verlenen van de omgevingsvergunning moet het college dus beoordelen of de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.
4. Door vergunninghouder is een programma van eisen overgelegd opgesteld door ADC ArcheoProjecten. Het college heeft over dit rapport advies ingewonnen bij de archeologische dienst van de Omgevingsdienst regio Utrecht. De omgevingsdienst heeft aan het college op 29 april 2020 een positief advies uitgebracht. De voorzieningenrechter volgt het college in zijn oordeel dat hiermee de archeologische waarde van de locatie voldoende is vastgesteld en de door vergunninghouder aangevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het proefsleuvenonderzoek dus moest worden verleend. De inhoud van het rapport en het advies van de omgevingsdienst worden door verzoekers ook niet betwist.
5. Verzoekers voeren aan dat het college bij het nemen van een besluit op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de zorgvuldigheid ook een belangenafweging moet maken. Volgens verzoekers heeft het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning onvoldoende laten meewegen dat er een reëel risico bestaat dat door het graven van de sleuven schade zal ontstaan aan hun woning.
6. De voorzieningenrechter begrijpt de zorgen van verzoekers, maar is van oordeel dat het college naast het in het bestemmingsplan gegeven toetsingskader in het belang van het beschermen van archeologische waarden op een locatie geen verdere beslissingsruimte heeft. Het college kon bij het nemen van een besluit op de aanvraag van vergunninghouder voor de omgevingsvergunning het door verzoekers aangevoerde belang dus niet laten meewegen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep van verzoekers is ongegrond.
8. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 januari 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij op het beroep is beslist, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 8.3.4 van de regels van het bestemmingsplan Sluiseiland.