ECLI:NL:RBMNE:2021:3724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
524567 / HA RK 21-171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen politierechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 9 juli 2021 een verzoek tot wraking ingediend van mr. Y.M. Vanwersch, politierechter bij de Rechtbank Midden-Nederland. Dit verzoek werd ingediend voorafgaand aan een terechtzitting die gepland stond voor 14:50 uur. Verzoeker stelde dat de rechter kennelijk vooringenomen was, omdat hij geen interesse toonde in het standpunt van de raadsman van verzoeker. De raadsman had de rechtbank vooraf geïnformeerd over een mogelijke vertraging, maar de rechter besloot de zaak op het geplande tijdstip te behandelen.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 20 juli 2021 behandeld, waarbij niemand aanwezig was. De rechter, mr. Y.M. Vanwersch, gaf op 12 juli 2021 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek. In haar reactie stelde zij dat de raadsman de gelegenheid had om het standpunt van verzoeker naar voren te brengen en dat er geen verzoek was ingediend om de zaak aan te houden. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak uit te roepen op het geplande tijdstip geen blijk gaf van vooringenomenheid.

De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van een rechter om een zaak al dan niet te verwijzen naar een meervoudige kamer een procesbeslissing is en dat een negatieve ervaring met deze beslissing op zich geen grond voor wraking is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 524567 / HA RK 21-171
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
30 juli 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. T.S. Kessel,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 9 juli 2021 om 14:26 uur, voorafgaand aan de terechtzitting startend om 14:50 uur, een verzoek tot wraking ingediend van mr. Y.M. Vanwersch, politierechter bij deze rechtbank, in de zaak met parketnummer 16-053555-21. Dit wrakingsverzoek is bij de wrakingskamer in behandeling genomen onder het zaaknummer 524567 / HA RK 21-171.
1.2.
Op 12 juli 2021 heeft mr. Y.M. Vanwersch (hierna: de rechter) een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsvezoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 20 juli 2021 behandeld door de wrakingskamer. Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
1.4.
Daarna is uitspraak bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft de politierechter gewraakt, omdat zijns inziens de rechter kennelijk vooringenomen is ten aanzien van de op dat moment nog te nemen beslissing om de zaak tegen verzoeker eventueel te verwijzen naar de meervoudige kamer. De rechter heeft laten blijken geen interesse te hebben in het standpunt van de raadsman van verzoeker. Dit blijkt volgens verzoeker uit het feit dat de rechter de zaak gewoon op het geplande tijdstip wilde behandelen, terwijl de raadsman op voorhand aan de rechtbank had laten weten dat hij te maken had met een (qua tijdsduur nog onbekende) vertraging, verzoeker het niet eens was met het verzoek van de officier van justitie en het daarop via de griffier kenbaar gemaakte voornemen van de politierechter om de zaak van verzoeker te verwijzen naar de meervoudige kamer.
2.2.
De rechter heeft niet berust in het wrakingsverzoek. Zij stelt dat de raadsman de gelegenheid had om het standpunt van verzoeker op zitting naar voren te brengen. De raadsman heeft geen verzoek ingediend om de zaak aan te houden, zodat de enige beslissing die kon worden genomen, was om de zaak op het geplande tijdstip uit te roepen en het verdere procesverloop te bespreken met wie dan ook aanwezig zouden zijn. Bovendien heeft de officier van justitie de dagvaarding ingetrokken nadat zij vernam dat verzoeker en zijn raadsman bezwaar hadden tegen de verwijzing naar de meervoudige kamer. Dit betekent dat er geen zaak meer tegen verdachte was.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn wanneer uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke
vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de
indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier
van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor
partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd
vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De
wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven
beoordelen.
3.3.
Zowel de beslissing van een rechter om een zaak al dan niet te verwijzen naar een meervoudige kamer als de wijze waarop een rechter het proces voorafgaand hieraan inricht, betreffen procesbeslissingen. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Uit de beslissing van de rechter om de zaak uit te roepen op het geplande tijdstip blijkt, ondanks dat de raadsman van verzoeker vertraagd was, geen vooringenomenheid. Daarbij overweegt de wrakingskamer dat uit de wet niet een verplichting volgt voor de rechter om partijen te horen ten aanzien van een voorgenomen beslissing tot verwijzing naar de meervoudige kamer.
3.4.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat nu de dagvaarding kennelijk door de officier van justitie is ingetrokken, de rechter niet langer de behandelend politierechter is in de zaak van verzoeker.
3.5.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat, voor zover de procedure van verzoeker met parketnummer 16-053555-21 nog aanhangig is, deze voortgezet moet worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mr A.C. van den Boogaard en mr. G.A. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.
De griffier is buiten staat de beslissing de voorzitter
mede te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.