ECLI:NL:RBMNE:2021:3722
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in bewindzaak zonder vooringenomenheid
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2021, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. P.J. Neijt. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van de kantonrechter op 6 mei 2021, waarbij verzoeker en zijn echtgenote als bewindvoerders over het vermogen van hun pleegkind, de heer [B], zonder voorafgaand horen, zijn ontslagen. Verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en stelde dat de kantonrechter niet objectief kon oordelen in de nieuwe procedure, die voortvloeide uit zijn klacht over de eerdere beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2021 waren verzoeker en zijn echtgenote aanwezig, terwijl de kantonrechter niet verscheen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter in de nieuwe procedure niet vooringenomen was, aangezien hij geen oordeel had gegeven over de eerdere stellingen van verzoeker. De persoonlijke beleving van verzoeker werd niet als voldoende bewijs van vooringenomenheid beschouwd. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure van verzoeker met zaaknummer 9231267 / UT VERZ 21-8473 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.