ECLI:NL:RBMNE:2021:3709

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/520347 / FO RK 21-366
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarige [voornaam van minderjarige], geboren in 2005. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 april 2021 een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag, omdat de ouders niet in staat zijn om de structurele verzorging en opvoeding van hun dochter te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige], die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) sinds 19 november 2018. De ouders zijn het eens met het verzoek van de Raad, en de rechtbank heeft besloten om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI te belasten met de voogdij. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/520347 / FO RK 21-366
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Beschikking van 15 juli 2021
in de zaak van:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de Raad, gevestigd in [vestigingsplaats] ,
over de minderjarige:
[naam minderjarige], hierna: [voornaam van minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. P.C. Smit,
[belanghebbende 2] ,hierna: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.H. Bouwman,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,hierna te noemen de GI, gevestigd in [vestigingsplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft het volgende stuk ontvangen:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 april 2021, binnengekomen op 13 april 2021.
1.2.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 15 juli 2021. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [A] namens de Raad;
  • de heer [B] namens de GI;
1.3.
De rechtbank heeft aan [voornaam van minderjarige] gevraagd wat zij van het verzoek vindt. [voornaam van minderjarige] heeft op 13 juli 2021 met de kinderrechter gesproken.
1.4.
De rechtbank heeft het verzoek van de Raad tegelijk behandeld met het verzoek van de ouders in de zaak C/16/496603 / FO RK 20-164. In die zaak hebben de ouders ieder hun eigen verzoeken ingetrokken.
1.5.
De rechtbank heeft tijdens de zitting van 15 juli 2021 mondeling uitspraak gedaan.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [voornaam van minderjarige] .
2.2.
Zij hebben samen het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] nemen, bijvoorbeeld beslissingen over school of medische beslissingen.
2.3.
[voornaam van minderjarige] staat sinds 19 november 2018 onder toezicht van de GI. In de beschikking van 13 november 2020 is de ondertoezichtstelling voor het laatst verlengd tot 19 november 2021.
2.4.
[voornaam van minderjarige] woonde tot voor kort bij de moeder. Twee dagen voor de zitting is zij weg gegaan bij de moeder en is zij naar de vader gegaan. In overleg met de GI en de vader verblijft [voornaam van minderjarige] nu op een voor de rechtbank onbekende plek.
2.5.
In de beschikking van 29 januari 2021 heeft de rechtbank het gezag van de vader en de moeder geschorst en de GI belast met de voorlopige voogdij over [voornaam van minderjarige] . Nu de Raad op 12 april 2021 het verzoek tot gezagsbeëindiging van de ouders heeft ingediend, is het gezag van de ouders nog steeds geschorst.
2.6.
De Raad vraagt nu om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI met de voogdij te belasten. Dat betekent dat de GI in plaats van de ouders voortaan de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] mag nemen. De GI heeft laten weten dat zij bereid is om de voogdij over [voornaam van minderjarige] op zich te nemen.
2.7.
De ouders zijn het eens met het verzoek van de Raad.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen en het gezag van de ouders over [voornaam van minderjarige] beëindigen en de GI met de voogdij over haar belasten. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen als het kind opgroeit op een manier waardoor het ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd en er geen zicht is op verbetering binnen een voor het kind aanvaardbare termijn. [1]
3.3.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . Er is sprake van forse kindeigen problematiek in de zin van een borderline- en vermijdende persoonlijkheidsstoornis. [voornaam van minderjarige] is een zeer beschadigd meisje; zij zit erg in de knoop met zichzelf, zij automutileert, heeft gekampt met suïcidegedachten en loopt vast op alle leefgebieden, zoals school. Daarnaast heeft [voornaam van minderjarige] last van de ernstige strijd tussen haar ouders, die al jaren duurt. [voornaam van minderjarige] heeft zelf ook aan de kinderrechter verteld dat zij nog steeds veel last heeft van de strijd tussen haar ouders. Zij heeft steeds het gevoel dat zij tussen haar ouders in staat. Door deze complexe problematiek komt [voornaam van minderjarige] niet toe aan haar eigen ontwikkelingstaken.
3.4.
Daarnaast lukt het de ouders niet om structureel de verzorging en – met name – de opvoeding van [voornaam van minderjarige] te dragen. De ouders kunnen het niet samen, gelet op hun onderlinge relatie, maar ook niet afzonderlijk van elkaar. [voornaam van minderjarige] is namelijk erg zelfbepalend. Hoe ouder zij wordt, des te groter wordt de impact hiervan. Zo woonde [voornaam van minderjarige] tot twee dagen voor de zitting nog bij de moeder, maar inmiddels niet meer. Nu verblijft zij, in overleg met de vader en de GI, op een voor de rechtbank onbekende plek. Dit terwijl [voornaam van minderjarige] , na een periode van vier jaar geen contact te hebben gehad, nu ook weer contact heeft met haar vader. In korte tijd is er dus veel veranderd in het leven van [voornaam van minderjarige] . Het is de moeder, al haar inspanningen en intenties ten spijt, niet gelukt om structurele verbetering aan te (helpen) brengen bij de dingen waarin [voornaam van minderjarige] is vastgelopen en die horen bij basale onderdelen van het leven van een kind van [voornaam van minderjarige(-s)] leeftijd, zoals naar school gaan en het hebben van enig (sociaal) leven buitenshuis. De vader heeft op de zitting bovendien duidelijk aangegeven dat [voornaam van minderjarige] niet bij hem zal kunnen wonen. Omdat het de ouders niet lukt om structureel de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] te dragen is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor een beëindiging van het gezag van de ouders is voldaan. Zij vindt een gezagsbeëindiging ook nodig in het belang van [voornaam van minderjarige] .
3.5.
Omdat het gezag van de ouders wordt beëindigd, moet er een voogd worden benoemd. [2] Er moet namelijk iemand zijn die de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] kan nemen omdat zij nog minderjarig is. De Raad adviseert om de GI met de voogdij over [voornaam van minderjarige] te belasten. De GI en de ouders zijn het met dit advies van de Raad eens. De gezinsvoogd heeft goed contact met beide ouders en [voornaam van minderjarige] heeft een goede vertrouwensband met hem opgebouwd. Hij is degene die de voogdij zal uitvoeren. [voornaam van minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat zij dat ook graag wil. Dat maakt dat de rechtbank het in het belang van [voornaam van minderjarige] vindt dat de GI wordt belast met het gezag over haar.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezag van de vader en de moeder over [voornaam van minderjarige] ;
4.2.
benoemt de GI als voogd over [voornaam van minderjarige] ;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de uitspraak (beschikking) van (kinder)rechters mr. G.L.M. Urbanus (voorzitter), mr. T. Dopheide en mr. N.J.W.G. Simons, tot stand gekomen in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 22 juli 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:275, eerste lid, BW.