In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarige [voornaam van minderjarige], geboren in 2005. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 april 2021 een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag, omdat de ouders niet in staat zijn om de structurele verzorging en opvoeding van hun dochter te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige], die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) sinds 19 november 2018. De ouders zijn het eens met het verzoek van de Raad, en de rechtbank heeft besloten om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI te belasten met de voogdij. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 juli 2021.