ECLI:NL:RBMNE:2021:3698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
21/1833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in een zaak over kwijtschelding van aanslagen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 23 maart 2021 haar verzoek om kwijtschelding van aanslagen heeft afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 21 juli 2021 geoordeeld dat zij onbevoegd is om op het beroep van eiseres te beslissen. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat tegen de bestreden uitspraak geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, omdat deze uitspraak is gedaan op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De rechtbank heeft verder verduidelijkt dat eiseres in dit geval alleen een vordering kan instellen bij de burgerlijke rechter als zij meent dat haar verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De beslissing om zich onbevoegd te verklaren is genomen na zorgvuldige overweging van de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2012. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: P.E. Boersma).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de uitspraak van verweerder van 23 maart 2021 op zijn administratief beroep (bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiseres heeft verweerder gevraagd om kwijtschelding van de aan haar opgelegde aanslagen met aanslagnummers [aanslagnummer] en [aanslagnummer] . Met de bestreden uitspraak heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
3. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In de Awb staat ook dat tegen een aantal besluiten geen beroep kan worden ingesteld. Het gaat dan om besluiten die in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de Bevoegdheidsregeling) worden genoemd. In deze Bevoegdheidsregeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 of 62a. Met andere woorden: er kan alleen tegen beslissingen op grond van de artikelen 30, 49 of 62a van de Invorderingswet 1990 beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4. De bestreden uitspraak, waarmee eiseres het niet eens is, is genomen op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Dat is in overeenstemming met artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet. In dat artikel van de Gemeentewet staat namelijk dat de regels die gelden voor artikel 26 van de Invorderingswet 1990 ook op het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van toepassing zijn. Die regels zijn in een ministeriële regeling opgesteld door Onze Minister van Financiën. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2012 [1] .
5. Kort samengevat komt dit erop neer dat tegen de bestreden uitspraak van verweerder geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. Eiseres kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze indien hij vindt dat verweerder zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte heeft afgewezen.
6. Dit betekent dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiseres te beslissen. De bestuursrechter van de rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.