ECLI:NL:RBMNE:2021:3693
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van bezwaar inzake besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, van 11 juni 2021. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres betwistte deze stelling en stelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bezwaar van eiseres inderdaad tijdig is ingediend. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat de rechtbank van mening is dat het bezwaar terecht is ingediend, maar dat dit niet automatisch inhoudt dat eiseres gelijk krijgt in de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 748,-, en dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.