In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 juli 2021, is het verzoek van verzoekster om veroordeling van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere in de proceskosten afgewezen. Verzoekster had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar. Op 15 januari 2021 had verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep introk en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank constateert echter dat verzoekster verweerder niet in gebreke heeft gesteld voordat zij haar beroep indiende. Dit is een vereiste volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank oordeelt dat verzoekster ten onrechte haar beroep heeft ingetrokken, omdat er geen sprake was van een situatie waarin het redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd om verweerder in gebreke te stellen. Hierdoor is er geen grond voor een proceskostenvergoeding.
De rechtbank wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af, omdat verzoekster haar beroep niet heeft ingetrokken op basis van tegemoetkomen door verweerder. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.