ECLI:NL:RBMNE:2021:3657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/3338
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser had op 23 maart 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet, welke aanvraag op 4 juni 2020 door verweerder werd afgewezen. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar op 10 juli 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep is te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit op 11 juli 2020 bekend is gemaakt, en dat het beroepschrift pas op 21 september 2020 door de rechtbank is ontvangen, wat na de wettelijke termijn van zes weken is. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat eiser geen geldige redenen heeft aangevoerd voor de te late indiening van het beroep. De stelling van eiser dat hij het besluit niet heeft ontvangen, werd niet onderbouwd en het track & trace bewijs toonde aan dat het besluit op de juiste wijze was bezorgd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en heeft zij het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: P.E.C. Botman).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 23 maart 2020 voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van huur, borg en verhuizing, een wasdroger en overige duurzame gebruiksgoederen afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021, via een skypeverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 11 juli 2020. Dit blijkt uit het door verweerder ingediende track & trace bewijs van de aangetekende verzending op het adres van eiser, de [adres] te [woonplaats] . Verweerder heeft de verzending van het besluit op 10 juli 2020 en de bezorging daarvan op 11 juli 2020 daarmee aannemelijk gemaakt. Eiser zegt dat hij het besluit van 10 juli 2020 niet heeft ontvangen op 11 juli 2020. Maar eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs moet worden getwijfeld aan de ontvangst van het besluit op 11 juli 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 24 augustus 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 21 september 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was omdat hij het besluit van 10 juli 2020 niet heeft ontvangen op 11 juli 2020. Hij zegt dat er vanwege de coronacrisis niet werd getekend voor de ontvangst van poststukken. Dit is geen geldige reden omdat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd. Uit het track & trace bewijs blijkt dat er op 11 juli 2020 is getekend voor de ontvangst van het besluit. Eiser heeft niet gesteld en het is ook niet op een andere manier gebleken dat de handtekening op het track & trace bewijs niet de handtekening van eiser is.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.