Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen
[eisers] , te [woonplaats] , eisers
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
Anders dan eisers stellen, wordt in de brief van 21 februari 2020 niet slechts nog gevraagd naar de bankafschriften van 1 maand. In deze brief wordt namelijk informatie gevraagd over de periode vanaf 18 november 2019. In de onderhavige procedure gaat het echter om de periode daarvóór.
Weliswaar heeft verweerder in de brieven van 18 november 2019 en 20 december 2019 gevraagd naar de Kimliknummers, maar in deze brieven wordt door verweerder óók andere informatie opgevraagd. Zo is onder meer aan eisers gevraagd om aan te geven of er na 13 september 2016 nog andere personen op hun adres hebben gewoond en of zij sindsdien nog periodes in het buitenland hebben verbleven. Dit is informatie die verweerder heeft opgevraagd op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw.
Eisers hebben geen informatie aan verweerder verstrekt zodat verweerder heeft mogen concluderen dat zij de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. Daardoor kon verweerder het recht op de AIO-aanvulling niet vaststellen. De jurisprudentie waar eisers zich op beroepen ziet op de medewerkingsverplichting en is dus niet van toepassing.
Beslissing
de griffier is verhinderd