In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over woningurgentie. Eiser, die lijdt aan paranoïde schizofrenie, heeft een verzoek ingediend voor een urgentieverklaring bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Dit verzoek werd afgewezen op basis van het advies van de externe urgentiecommissie, die oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentieverlening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn medische situatie en de woonsituatie met zijn ex-vrouw hem in een uitzonderlijke positie plaatsten die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet van toepassing zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de medische problematiek van eiser niet adequaat was onderzocht door verweerder, ondanks dat er aanwijzingen waren dat de woonsituatie van eiser ernstig problematisch was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische omstandigheden van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder verplicht om het griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.