ECLI:NL:RBMNE:2021:3644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/1115
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag elektrische personenauto op basis van niet voldoen aan voorwaarden Subsidieregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De eiser had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto's particulieren, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. De eiser had op 16 september 2020 een aanvraag ingediend voor een subsidie voor een nieuwe elektrische auto, maar de koopovereenkomst was al op 27 december 2019 gesloten, voordat de regeling was gepubliceerd. Dit was in strijd met artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de Subsidieregeling, die vereist dat de koopovereenkomst niet eerder gesloten mag zijn dan de publicatiedatum van de regeling.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser in zijn bezwaar had verklaard dat de koopovereenkomst mondeling tot stand was gekomen, en dat hij pas later een schriftelijke overeenkomst had gevonden. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de koopovereenkomst pas op 10 september 2020 tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen recht had op de subsidie, omdat de koopovereenkomst niet voldeed aan de vereisten van de Subsidieregeling.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Essen).

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (Subsidieregeling) afgewezen.
In het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn zoon [naam zoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 16 september 2020 een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Subsidieregeling voor een nieuwe elektrische auto, een SEAT AA, type MII.
Afwijzing aanvraag
2. Verweerder heeft de subsidieaanvraag in het primaire besluit afgewezen op grond van artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de Subsidieregeling omdat de koopovereenkomst op 27 december 2019 gesloten lijkt te zijn. De koopovereenkomst die eiser heeft overgelegd, is namelijk door de verkoper getekend op 27 december 2019. Dat is voordat de Subsidieregeling gepubliceerd werd.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat de koop niet heeft plaatsgevonden op basis van een schriftelijke koopovereenkomst, maar op basis van een mondelinge overeenkomst. Eiser heeft in bezwaar verklaard dat de overeenkomst die de verkoper op 27 december 2019 heeft getekend, niet door hem is getekend. De koop is volgens de verklaring van eiser pas later (ongeveer eind augustus 2020) mondeling tussen partijen tot stand is gekomen. Daarom voldoet de aanvraag niet aan artikel 2.1.1., aanhef en onder a, van de Subsidieregeling.
Standpunt eiser
4. In beroep voert eiser aan dat hij zich in de bezwaarprocedure vergist heeft. Eiser heeft alsnog de overeenkomst gevonden die door hem is getekend op 10 september 2020. De aanvraag heeft eiser gedaan op 16 september 2020. De aanvraag is gedaan binnen zes dagen na het sluiten van de overeenkomst. Eiser voldoet daarmee aan de voorwaarden van de Subsidieregeling.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat indien wordt uitgegaan van de stelling van eiser in bezwaar dat hij geen koopovereenkomst heeft ondertekend, en dat de koop na 27 december 2019 daadwerkelijk mondeling is overeengekomen, niet wordt voldaan aan artikel 2.1.1., aanhef en onder a, van de Subsidieregeling. Er is in dat geval geen sprake is van een schriftelijke koopovereenkomst. Verweerder heeft verder toegelicht dat de koopovereenkomst is gesloten tussen 27 december 2019 en 8 januari 2020 wanneer wordt uitgegaan van de door de verkoper verstrekte informatie. Dat is voorafgaand aan de datum van publicatie van de Subsidieregeling. In dat geval wordt niet voldaan aan artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de Subsidieregeling. In beide gevallen heeft eiser geen recht op de subsidie. Verweerder heeft tot slot toegelicht dat de stelling van eiser in beroep dat de koopovereenkomst op 10 september 2020 tot stand is gekomen en door hem is ondertekend, niet aannemelijk is. Uit de stukken van de verkoper blijkt namelijk dat de auto op 10 september 2020 is geleverd en betaald, terwijl de levertijden van elektrische personenauto’s in sommige gevallen zeer lang zijn. Daarbij komt dat het opmerkelijk is dat eiser nu in beroep een door hem op 10 september 2020 ondertekende overeenkomst heeft overgelegd. Eiser heeft juist meermaals aangeven dat er geen door hem ondertekende koopovereenkomst was en dat koopovereenkomst mondeling tot stand is gekomen.
Oordeel van de rechtbank
6. De subsidieregeling is gepubliceerd op 4 juni 2020.
7. Op grond van artikel 1.1. van de Subsidieregeling is een koopovereenkomst een schriftelijke overeenkomst tot koop, als bedoeld in artikel 7:1 van het Burgerlijk Wetboek.
8. Op grond van artikel 1.13 van de Subsidieregeling kan verweerder afwijzend beslissen op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in de regeling.
9. Op grond van artikel 2.1.1., aanhef en onder a, van de Subsidieregeling dient de nieuwe elektrische personenauto door de aanvrager te worden aangeschaft op basis van een koopovereenkomst.
10. Op grond van artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de Subsidieregeling mag de koopovereenkomst niet eerder gesloten zijn dan op de datum van publicatie van de Subsidieregeling.
11. Uit de stukken in het dossier, door eiser en de verkoper aan verweerder verstrekt, blijkt het volgende:
- De verkoper heeft op 27 december 2019 de koopovereenkomst ondertekend.
- Eiser schrijft in een e-mailbericht van 27 december 2019 aan de verkoper: ‘
Zou je naast de witte skoda citygo een rode seat voor mij willen meebestellen met alle opties?’.
- De verkoper schrijft in een e-mailbericht van 19 januari 2021 aan verweerder dat het dossier op 8 januari 2020 bij de verkoopadministratie is binnengekomen zodat de koopovereenkomst tussen 27 december 2019 en 8 januari 2020 tot stand moet zijn gekomen. Er wordt nooit overgegaan tot het bestellen van een auto zonder enige toezegging van de klant.
- In een e-mailbericht van 28 januari 2021 schrijft de verkoper aan verweerder dat vanwege het feit dat de auto op 7 januari 2020 is gekoppeld aan eiser, de auto ook daadwerkelijk op die dag moet zijn besteld, met uitloop van maximaal een dag.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet op de hiervoor genoemde stukken op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen aanspraak heeft op de subsidie. De koop heeft gezien deze informatie plaatsgevonden vóór de datum van publicatie van de Subsidieregeling, zodat niet voldaan is aan het gestelde in artikel 2.1.1., aanhef en onder b, van de Subsidieregeling. Uit deze stukken volgt bovendien niet dat er een door eiser ondertekende koopovereenkomst is, zodat ook niet voldaan is aan 2.1.1., aanhef en onder a, van de Subsidieregeling, in samenhang met artikel 1.1. van de Subsidieregeling .
13. De stellingen van eiser en de door hem aangeleverde stukken geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser stelt in beroep dat de koopovereenkomst op
10 september 2020 schriftelijk tot stand is gekomen. Dit correspondeert niet met de bovenvermelde informatie van de verkoper. Ook correspondeert eisers standpunt niet met het feit dat eiser eerder heeft verklaard dat de koopovereenkomst mondeling tot stand is gekomen. Verder strookt eisers standpunt niet met de omstandigheid dat eiser, ondanks herhaald verzoek, deze door hem ondertekende overeenkomst niet eerder aan verweerder heeft verstrekt. Eiser heeft hierover ter zitting geen duidelijke toelichting kunnen geven. Daarbij komt dat ook uit de stellingen van eiser ter zitting volgt dat de koopovereenkomst mondeling gesloten is en pas twee à drie maanden later als formaliteit de koopovereenkomst bij levering van de auto door hem ondertekend is. De rechtbank is gezien dit alles van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de koopovereenkomst pas daadwerkelijk op 10 september 2020 tot stand is gekomen. De door eiser in dit beroep overgelegde koopovereenkomst doet daar niet aan af.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 2 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.