In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 8 november 2011, waarbij een voorschot op grond van de Werkloosheidswet werd teruggevorderd. Dit bezwaar werd op 1 mei 2012 ongegrond verklaard. Eiser heeft op 26 maart 2020 opnieuw bezwaar gemaakt, maar dit werd door verweerder als kennelijk niet-ontvankelijk beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser te laat was met het indienen van beroep, waardoor de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al eerder op het bezwaarschrift van eiser was beslist en dat het indienen van een tweede bezwaarschrift niet mogelijk is binnen het systeem van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser stelde dat er gebreken waren in de bekendmaking van het besluit van 1 mei 2012, maar de rechtbank oordeelde dat deze gebreken niet opgingen, aangezien het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt aan de gemachtigde van eiser.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, omdat de brief van verweerder van 14 april 2020 geen rechtsgevolg had en niet als een besluit in de zin van de Awb kon worden aangemerkt. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.