ECLI:NL:RBMNE:2021:3625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20/844
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 2 maart 2021. Opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 10 februari 2020, dat door de rechtbank ongegrond was verklaard. Tegen deze uitspraak ging zij in verzet, maar zonder verzoek om een zitting. De rechtbank oordeelde dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat het verzetschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het verzetschrift was gestart op 10 maart 2021 en eindigde op 21 april 2021. Opposante heeft het verzetschrift pas op 28 april 2021 per e-mail verzonden, wat te laat was. Ook de reguliere postbezorging was te laat, aangezien de rechtbank het verzetschrift pas op 29 april 2021 ontving. De rechtbank had opposante eerder verzocht om uitleg te geven over de te late indiening, maar zij kon niet aannemelijk maken dat het verzetschrift tijdig was verzonden. De rechtbank concludeerde dat het risico van een te late indiening voor rekening van opposante kwam. De uitspraak van 2 maart 2021 blijft daarom in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/844-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 op het verzet van

[opposante] , [plaats] , te Duitsland, opposante.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen (verweerder) van 10 februari 2020.
In de uitspraak van 2 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 2 maart 2021 het beroep ongegrond verklaard, omdat zij van oordeel is dat opposante geen geldige reden heeft voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Omdat het verzet van opposante is gericht tegen een uitspraak van 2 maart 2021, verzonden op 10 maart 2021, is de termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift op grond van de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, in samenhang met artikel 8:55, eerste lid en tweede lid, van de Awb gestart op 10 maart 2021 en geëindigd 21 april 2021. Uiterlijk op die dag moet het verzetschrift bij de rechtbank zijn binnengekomen of indien het via de reguliere postbezorging is verzonden uiterlijk op die dag ter post zijn bezorgd en niet later dan een week daarna bij de rechtbank zijn binnengekomen.
3. Opposante heeft het verzetschrift met dagtekening 28 april 2021 per mail aan de rechtbank toegestuurd. Dat is te laat. Ook heeft opposante het verzetschrift via de reguliere postbezorging verzonden. Deze is door de rechtbank ontvangen op 29 april 2021 en dus later dan een week na het verstrijken van de verzetstermijn door de rechtbank ontvangen.
4. Bij aangetekende brief van 4 juni 2021 heeft de rechtbank opposante gevraagd om binnen twee weken na verzending van die brief schriftelijk uitleg te geven waarom het verzetschrift te laat is ingediend. In die brief is opposante er tevens op gewezen dat als er geen geldige reden is voor de te late indiening de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren. Opposante heeft bij brief van 10 juni 2021, ontvangen door de rechtbank op 15 juni 2021, gereageerd. Zij stelt dat ze het verzetschrift op tijd heeft ingediend, maar dat zij daarna niets meer hoorde. Naar aanleiding daarvan heeft ze telefonisch contact opgenomen met de rechtbank en het verzetschrift gemaild.
5. De rechtbank overweegt dat het op de weg ligt van opposante om aannemelijk te maken dat zij het verzetschrift wel tijdig heeft verstuurd. Opposante heeft niet aannemelijk gemaakt (bijvoorbeeld door het overleggen van een bewijs van aangetekende verzending) dat het verzetschrift daadwerkelijk binnen de verzetstermijn aan de rechtbank is verzonden. Wanneer een poststuk niet aangetekend wordt verzonden, neemt de verzender het risico dat niet aangetoond kan worden dat het poststuk tijdig is verzonden. Dit risico komt voor rekening van opposante.
6. De conclusie is dat het verzet van opposante niet-ontvankelijk is, omdat zij het verzetschrift te laat bij de rechtbank heeft ingediend. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 2021 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.