Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Waar gaat het eiser om?
Hoe oordeelt de rechtbank?
rechtsgevolgenvan de brief zijn echter wél identiek; het brengt geen verandering in de vaststelling van het recht op zorgtoeslag voor het jaar 2015 en de hoogte van de terugvordering. Tegen de brief van 15 juli 2020 stond daarom geen beroep open, omdat het een herhaald besluit betreft van de beslissing op bezwaar van 6 april 2020. Een herhaald besluit is volgens vaste rechtspraak geen besluit in de zin van de Awb. [1] Dit betekent dat de brief van 15 juli 2020 dus niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. [2] Daartegen kon eiser geen beroep instellen.
geheel ten overvloedeen ter voorlichting van eiser dat de wet in zaken als deze inhoudt dat een ‘te trage’ beslissing op bezwaar niet automatisch betekent dat het te betalen bedrag tot nihil wordt teruggebracht. De zogeheten ‘lex silencio positivo’ die in bepaalde gevallen inhoudt dat een te late beslissing, zoals in dit geval, of niet-beslissen door een bestuursorgaan automatisch de door een belanghebbende gevraagde beschikking oplevert, [3] is op dit soort zaken niet van toepassing. De beslistermijn voor verweerder is een termijn van orde, maar overschrijding van die termijn heeft niet automatisch consequenties. Eiser beklaagt zich overigens niet onterecht over het feit dat verweerder ruim de tijd heeft genomen bij het vaststellen van de definitieve beschikking (aangekondigd tegen 31 mei 2017 en feitelijk ruim twee jaar later genomen) en het beslissen op eisers bezwaar (bijna 5 maanden). De rechtbank kan zich voorstellen dat eiser het als vervelend ervaart dat verweerder zich niet houdt aan de beslistermijnen zonder daarover tussentijds te communiceren.
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.