ECLI:NL:RBMNE:2021:3609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9304832
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging arbeidsovereenkomst wegens dwaling of bedrog afgewezen; onvoldoende bewijs van doelbewuste misleiding door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever, een besloten vennootschap, en een werknemer, [gedaagde]. De werkgever had de arbeidsovereenkomst met de werknemer op staande voet ontbonden, omdat deze volgens de werkgever opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt over zijn opleidingsniveau in zijn cv. De werkgever vorderde vernietiging van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrog en dwaling, maar de kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd dat de werknemer doelbewust onjuiste informatie had verstrekt.

De procedure begon met een verzoek van de werkgever op basis van artikel 3:44 BW juncto 6:228 BW. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 werd besproken dat de kantonrechter zich niet kon uitlaten over de vernietiging van de arbeidsovereenkomst, omdat dit bij dagvaarding moest worden ingesteld. De kantonrechter besloot de behandeling van het verzoek voort te zetten volgens de regels van de dagvaardingsprocedure.

De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van bedrog, omdat de werkgever niet had aangetoond dat de werknemer opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. Ook het beroep op dwaling werd afgewezen, omdat de werkgever niet had aangetoond dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de arbeidsovereenkomst niet zou hebben gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat het verondersteld hebben van een MTS-diploma doorslaggevend was geweest voor de aanstelling van de werknemer. De vordering van de werkgever werd afgewezen, en de werkgever werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9304832 AC EXPL 21-1610 MvdH/40201
Vonnis van 14 juli 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.H.A.M. Andriessen,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.D. Ramnath.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen blijkt uit:
- het (tegen)verzoek van [eiseres] ex artikel 3:44 BW juncto 6:228 BW;
- het verweer ex artikel 3:44 BW juncto 6:228 BW.
1.2.
De zaak is tegelijk met de verzoekschriftprocedure tussen partijen met zaaknummer 9172527 AE VERZ 21-27 (hierna de verzoekschriftprocedure) op een zitting met de rechter besproken op 17 juni 2021. Daarbij heeft de kantonrechter aan de orde gesteld dat hij zich in zijn beschikking niet kan uitlaten over de door [eiseres] gevraagde vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog of dwaling omdat een dergelijke vordering bij dagvaarding moet worden ingesteld. De kantonrechter heeft met partijen besproken dat de wet voor deze situatie een regeling kent en dat hij voornemens is overeenkomstig die regeling de behandeling van het verzoek voort te zetten volgens de regels van de dagvaardingsprocedure gebaseerd op de reeds gewisselde processtukken waarvoor geen aanpassing nodig is. De kantonrechter heeft vervolgens ter zitting beslist dat dit deel van het verzoek verder zelfstandig zal worden behandeld volgens de regels van de dagvaardingsprocedure waarbij het zelfstandig tegenverzoek en het verweer worden aangemerkt als exploot respectievelijk conclusie van antwoord. De mondelinge behandeling heeft eveneens - tegelijk met die van het verzoek - plaatsgevonden. De gemachtigde van [eiseres] heeft zijn standpunt naar voren gebracht aan de hand van een pleitnota. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna is een datum voor uitspraak bepaald.
1.4.
Tegelijkertijd is uitspraak bepaald in de verzoekschriftprocedure tussen partijen.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 1957, is op 1 september 2016 in dienst gekomen van [eiseres] . Hij werkt als Sales Engineer/Accountmanager voor een brutomaandloon van € 4.250,82 per maand (exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten) op basis van een gemiddelde werkweek van 40 uur.
2.2.
In een brief van 24 februari 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] op staande voet ontslagen vanwege het doelbewust verstrekken van onjuiste informatie over de gevolgde opleidingen in zijn cv.
2.3.
[eiseres] stelt in deze procedure dat de door [gedaagde] verstrekte onjuiste informatie allereerst aanleiding is om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te vernietigen op grond van bedrog (artikel 3:44 BW) of dwaling (artikel 6:228 BW). [eiseres] zegt dat zij er op basis van het cv op had mogen vertrouwen dat [gedaagde] beschikte over een MTS diploma. [eiseres] stelt dat zij, als zij had geweten dat [gedaagde] alleen beschikte over een LTS diploma, hem nooit in dienst zou hebben genomen. [eiseres] vordert verder om [gedaagde] te veroordelen tot (primair) terugbetaling aan [eiseres] van zijn volledig betaalde bruto salaris ad € 294.673,00 dan wel (subsidiair) tot terugbetaling van een bedrag van € 50.000,00, zijnde het verschil tussen het salaris dat [gedaagde] verdiende en het salaris dat hij gezien zijn opleidingsniveau had moeten verdienen.
Vernietiging arbeidsovereenkomst wegens bedrog of dwaling? Nee.
2.4.
Van bedrog is sprake wanneer een werknemer een werkgever ertoe beweegt een arbeidsovereenkomst te sluiten door een opzettelijk gedane onjuiste mededeling.
2.5.
[eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] doelbewust onjuiste informatie heeft verstrekt in zijn cv. Voor de motivering van dit oordeel wordt verwezen naar de beschikking in de verzoekschriftprocedure tussen partijen. Die beschikking wordt geacht hier te zijn ingevoegd en herhaald. De vordering van [eiseres] kan dan ook niet worden toegewezen op de vernietigingsgrond van bedrog.
2.6.
De vordering van [eiseres] kan ook niet worden toegewezen op grond van dwaling. Voor een rechtsgeldig beroep op dwaling als hier aan de orde is vereist dat de werkgever een onjuiste voorstelling van zaken had vanwege inlichtingen van de werknemer en dat de werkgever de arbeidsovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten dan wel dat de werknemer de dwalende werkgever had moeten inlichten. Aan deze vereisten is niet voldaan. De kantonrechter verwijst ook hier naar de beschikking in de verzoekschriftprocedure, waarin is geoordeeld dat van onjuiste informatie of een onjuiste suggestie in het cv van [gedaagde] geen sprake is. [eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het verondersteld hebben van een 40 jaar eerder behaald MTS diploma doorslaggevend is geweest bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Dit is niet voorafgaand aan de sollicitatie van [gedaagde] bekend gemaakt in de vorm van een advertentie en [eiseres] spreekt zelf in de ontslagbrief alleen van het vereiste dat sprake moet zijn van een MBO-niveau wat iets anders is dan een MBO diploma laat staan van een specifiek diploma als het MTS diploma. In de beschikking in de verzoekschriftprocedure heeft de kantonrechter verder vastgesteld dat juist de ruime ervaring van [gedaagde] in een vergelijkbare salesfunctie voor de technische branche de reden was om [gedaagde] aan te nemen. Daarnaast had het op de weg van [eiseres] gelegen om [gedaagde] te bevragen gelet op de door [gedaagde] opgegeven korte periode van diens MTS opleiding. Dit geldt eens te meer omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] zijn spreekplicht heeft geschonden omdat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden (zijn jarenlange ervaring en het feit dat niet gevraagd is om een diploma) niet heeft hoeven begrijpen dat het hebben van een MTS diploma noodzakelijk was voor de uitoefening van de functie bij [eiseres] .
2.7.
De conclusie is dat er geen sprake is van een vernietigingsgrond en de arbeidsovereenkomst dus niet kan worden vernietigd.
2.8.
[gedaagde] heeft in deze procedure gelijk gekregen, daarom moet [eiseres] de proceskosten aan [gedaagde] betalen en de eigen kosten (griffierecht) betalen. De kosten van [gedaagde] worden voor deze procedure begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. S.H. Bokx-Boom op 14 juli 2021.