Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding (die op 9 juni 2021 bij [gedaagde] is bezorgd);
- de brief van 16 juni 2021 van [gedaagde] met de producties 1 t/m 17.
2.De beoordeling
bij voorkeur een maximale verlofopname van drie weken aaneengesloten” wordt opgenomen “
anders komt onze minimale bezetting van 75% in het gedrang”. Dit verhoudt zich slecht met de stelling van [gedaagde] dat alle medewerkers op haar verzoek voor het herstel van [gedaagde] hebben ingestemd met een maximale verlof termijn van drie weken. Het verhoudt zich ook slecht met de door [gedaagde] in dit geding genoemde percentages van 50% bezetting in de week voor en na de beide weken van sluiting en 90% in de andere weken. Termen als “wens” en “bij voorkeur” wijzen niet op een bittere noodzaak, al spreekt er natuurlijk wel het bedrijfsbelang uit. Maar dat is nog niet hetzelfde als het uitgangspunt van de wetgever dat een dreigende verstoring van de bedrijfsvoering moet worden voorkomen. De kantonrechter betrekt hierbij verder het gegeven dat de verlofaanvraag van [eiser] niet in strijd is met de eigen vakantieregels van [gedaagde] en dat soortgelijke verzoeken in het verleden ook zijn gehonoreerd. Het standpunt van [gedaagde] , dat zij om weer financieel gezond te worden niet anders kan dan alle verloven langer dan 3 weken te weigeren is onvoldoende aannemelijk geworden in dit kort geding. Alle betrokken werknemers, ook [eiser] , zijn bereid hun vakantie in ieder geval op te nemen in de twee weken dat [gedaagde] haar bedrijf vrijwel volledig wil sluiten. Uit productie 6 van [gedaagde] is af te leiden dat in 2020 28 van de kennelijk (want ook dit is in dit geding niet voldoende gesteld) relevante groep van 118 werknemers langer dan drie weken verlof heeft genoten ofwel ruim 23%. Daarmee komt de in de memo genoemde 75% dus niet in gevaar. Dat is wel het jaar waarin wellicht als gevolg van de Covid19 epidemie minder behoefte bestond aan langere vakantie maar dat dit door [gedaagde] serieus is onderzocht is gesteld noch gebleken.
3.De beslissing
- € 100,00 aan salaris voor de gemachtigde,
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht.