ECLI:NL:RBMNE:2021:359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2532
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van loonkostensubsidie op basis van NOW1.0 en de gevolgen van nul-aangifte

In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1.0). De aanvraag werd afgewezen omdat eiser geen loonkosten had in januari 2020 en november 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skype-zitting, waarbij verweerder niet aanwezig was. Eiser stelde dat de nul-aangifte voor januari 2020 niet gelijkgesteld kon worden met het nalaten van loonaangifte, en dat verweerder ten onrechte geen voorschot had verleend.

De rechtbank oordeelde dat de wetgeving rondom de NOW1.0 bepaalt dat voor de berekening van de hoogte van de subsidieverlening moet worden uitgegaan van de loongegevens over januari 2020. Aangezien er een nul-aangifte was gedaan, was er geen recht op een voorschot. De rechtbank concludeerde dat de nul-aangifte niet gelijkgesteld kon worden met de situatie waarin geen loonaangifte was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Wolbrink en is openbaar gemaakt op 28 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2532

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] H.O.D.N. [bedrijf] , te [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Koolhoven),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiser drijft een eenmanszaak. Op 21 april 2020 heeft hij bij verweerder een aanvraag
gedaan voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1.0).
2. Met het besluit van 24 april 2020 (het primaire besluit) is de aanvraag voor een
tegemoetkoming in de loonkosten afgewezen, omdat eiser geen loonkosten heeft gehad in de maanden januari 2020 en november 2019.
3. Met het besluit van 26 mei 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het
bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
5. Op 24 juli 2020 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar (het bestreden
besluit 2) genomen. In dit nieuwe besluit heeft verweerder besloten dat eiser mogelijk wel recht heeft op een tegemoetkoming bij de definitieve berekening, maar niet op een voorschot. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
6. Het beroep is behandeld op de Skype-zitting van 6 november 2020. Verweerder is, met
bericht van verhindering, niet verschenen. Namens eiser is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiser.

Het geschil

7. Het gaat in deze zaak om de vraag of eiser in aanmerking komt voor een
voorschot voor loonkostensubsidie op grond van de NOW1.0. Dit betreft de subsidieverlening. Het gaat in deze procedure dus niet over de subsidievaststelling.
8. De partijen zijn het erover eens dat voor de loonkosten over januari 2020 aanvankelijk
een nul-aangifte is gedaan en dat de correctieaangifte voor die maand na 15 maart 2020 is gedaan. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de nul-aangifte voor januari 2020 van eiser gelijk moet worden gesteld met de situatie dat de loonsom niet bekend is, waardoor uitgegaan moet worden van de loonkosten in aangiftetijdvak november 2019.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
9. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak. Uit
artikel 10, tweede lid, van de NOW1.0 volgt dat voor de berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening wordt uitgegaan van het loon over het eerste aangiftetijdvak van 2020, inhoudende januari. Indien er geen loongegevens zijn over dat tijdvak, wordt overeenkomstig het derde lid van dat artikel uitgegaan van het loon over november 2019. Op grond van artikel 10, vijfde lid, van de NOW1.0 worden de gegevens uit de loonaangifte van de werkgever beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 maart 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Dit wordt ook wel de peildatum genoemd.
Nieuwe besluitvorming
10. Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 van 26 mei 2020 beroep ingesteld. Naar
aanleiding van een wijziging van de NOW1.0 heeft verweerder tijdens de beroepsprocedure op 24 juli 2020 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarmee het bestreden besluit 1 is vervangen. Uit het bestreden besluit 2 volgt dat eiser nog steeds geen recht heeft op een voorschot, maar mogelijk een tegemoetkoming krijgt bij de definitieve berekening. Bij de vaststelling zal worden gekeken naar de loonsom in de maanden maart, april en mei 2020.
11. De rechtbank overweegt dat aangezien het nieuwe besluit niet volledig tegemoet
komt aan het beroep van eiser, het beroep van rechtswege mede is gericht tegen dit nieuwe besluit. Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Procesbelang bij het bestreden besluit 1 van 26 mei 2020
12. De rechtbank moet ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser procesbelang heeft bij
de beoordeling van het beroep tegen het besluit op bezwaar van 26 mei 2020. Het procesbelang is het belang dat eiser heeft bij de uitkomst van de procedure, dus wat hij in concreto met zijn beroep wil bereiken. De rechtbank stelt vast dat het nieuwe besluit op bezwaar van 24 juli 2020 in de plaats is gekomen van het besluit op bezwaar van
26 mei 2020. Eiser heeft niet gesteld dat hij nog belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit op bezwaar van 26 mei 2020. Hiervan is ook niet gebleken. De rechtbank verklaart het beroep tegen dat besluit daarom niet-ontvankelijk, vanwege het ontbreken van procesbelang.
Beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit 2 van 24 juli 2020
13. Eiser voert aan dat over januari 2020 geen loongegevens beschikbaar
waren. Door een interne fout van de salarisadministrateur is een nul-aangifte gedaan voor de loonheffing in januari 2020. De aangifte loonheffing moet worden gedaan binnen een maand na afloop van de kalendermaand waarop deze betrekking heeft, dus uiterlijk 29 februari 2020. Eiser moest aan zijn wettelijke verplichting tegenover de Belastingdienst voldoen en heeft dit ook gedaan. De correctieaangifte is na 15 maart 2020 gedaan. Over de maand november 2019 waren echter wel gegevens beschikbaar. De aangifte voor de loonheffing van november 2019 is op 30 december 2019 gedaan. De voorschotberekening had daarom op de loongegevens van november 2019 gebaseerd moeten worden, omdat de nul-aangifte voor januari 2020 gelijk moet worden gesteld met de situatie dat de loonsom niet bekend is.
14. Verweerder brengt naar voren dat alleen kan worden uitgeweken naar het tijdvak
november 2019, indien er in het geheel geen loonaangifte over het tijdvak januari 2020 is gedaan. In het geval van eiser is wel aangifte over de maand januari 2020 gedaan, alleen was dit een nul-aangifte. Daarom is een voorschot van de NOW-regeling terecht afgewezen.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van de tekst van voornoemde bepalingen
ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van eiser te volgen dat het doen van een nul-aangifte gelijkgesteld moet worden met het nalaten van het doen van loonaangifte en dat daarom moet worden uitgegaan van het loon over de maand november van het jaar 2019. Ook uit de toelichting bij de NOW1.0 volgt dat uit moet worden gegaan van de loongegevens zoals die op de peildatum beschikbaar zijn in de polisadministratie van verweerder. Alleen als er geen gegevens bekend zijn bij verweerder over januari 2020, mag uitgeweken worden naar november 2019. Daar is in deze zaak geen sprake van. Bij verweerder was ten tijde van de peildatum bekend dat eiser over het tijdvak januari 2020 een nul-aangifte heeft gedaan. Hoewel dat bij eiser kennelijk niet het geval was, kan een nul-aangifte ook betekenen dat er daadwerkelijk geen loonkosten waren in die maand. Een nul-aangifte kan daarom niet gelijk worden gesteld met de situatie dat de loonsom niet bekend is. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder daarom niet uit te gaan van de loongegevens van november 2019. Hoewel de rechtbank ziet dat het nadelig is voor eiser dat hij geen voorschot krijgt, is er naar haar oordeel in deze zaak geen aanleiding om anders te oordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 van 26 mei 2020 niet-
ontvankelijk. Omdat op de peildatum 15 maart 2020 een nul-aangifte bekend was, heeft verweerder het voorschot terecht op nul vastgesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 van 24 juli 2020 is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 van 26 mei 2020 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 van 24 juli 2020 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid

Artikel 10. Berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening
1. De hoogte van het bedrag van de subsidieverlening is de uitkomst van:
A* x B* x 3 x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling;
B* voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan € 9.538.
2 Voor de loonsom, bedoeld in de omschrijving van de constante B*, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over het eerste aangiftetijdvak van het jaar 2020, met dien verstande dat indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
3 Indien er geen loongegevens zijn over het tijdvak, bedoeld in het tweede lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand november van het jaar 2019. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het twaalfde aangiftetijdvak van het jaar 2019, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
4 Indien er geen sprake is van een aangiftetijdvak van een maand of vier weken, wordt het loon per werknemer herleid naar een loon per aangiftetijdvak van een maand.
5 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van constante B*, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 maart 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.