ECLI:NL:RBMNE:2021:3571
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ingetrokken wapenverlof
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2021, in de zaak met nummer UTR 21/2927, is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die zijn wapenverlof per direct ingetrokken zag door de korpschef van politie, had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin het administratief beroep van verzoeker ongegrond werd verklaard. Verzoeker stelde dat de intrekking van zijn wapenverlof zijn schutterstatus bij de KNSA had opgeschort, waardoor hij niet meer kon deelnemen aan activiteiten van zijn schietsportvereniging en niet kon voldoen aan de verplichtingen van zijn KNSA-lidmaatschap.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat het belang van verzoeker om zijn schietsport te beoefenen niet van dien aard was dat hieraan zwaar gewicht moest worden toegekend. Bovendien was er geen sprake van een onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Dit houdt in dat er ernstige twijfels moeten zijn over de juistheid van het standpunt van de verweerder zonder diepgaand onderzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat dit niet het geval was en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.