ECLI:NL:RBMNE:2021:3565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
20_4817
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit arbeidsongeschiktheid en wijziging WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) betreffende de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Eiseres, die voor het laatst werkte als verkoopmedewerker, is per 12 september 2014 arbeidsongeschikt verklaard. Het UWV heeft in een primair besluit van 23 september 2019 vastgesteld dat eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, maar na bezwaar van haar werkgever, [bedrijf], is dit percentage herzien naar 45,61% arbeidsongeschiktheid per 16 juli 2019. Dit leidde tot een wijziging in de hoogte van de WIA-uitkering, die per 1 december 2022 kan veranderen.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin het bezwaar van haar werkgever gegrond werd verklaard. Tijdens de zitting, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, vergezeld door een vriendin, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten vanwege psychische klachten, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts de situatie op de datum in geding, 16 juli 2019, correct heeft beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de medische beoordeling van het UWV in twijfel te trekken en dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies passend zijn voor eiseres. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4817
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
6 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats] ,
eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. R. van den Brink).
Procesverloop
In het besluit van 23 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar arbeidsgeschiktheid niet is gewijzigd en dat zij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 19 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de werkgever van eiseres, [bedrijf] , tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Eiseres is per 16 juli 2019 45,61% arbeidsongeschikt. De hoogte van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) kan per 1 december 2022 wijzigen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2021 via een Skype-verbinding behandeld. Eiseres is verschenen, in aanwezigheid van een vriendin: [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

1.Voorgeschiedenis

1.1
Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerker bij [bedrijf] Zij is per
12 september 2014 arbeidsongeschikt geworden. Verweerder heeft haar per
9 september 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, die per
9 september 2019 is omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.2
[bedrijf] heeft op 16 juli 2019 een herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres aangevraagd. Bij de herbeoordeling van de WIA-uitkering heeft de primaire arts beperkingen vastgesteld en in een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgenomen. De arbeidsdeskundige heeft eiseres 100% arbeidsongeschikt geacht, omdat eiseres haar eigen werk niet meer kon doen en de arbeidsdeskundig verder geen voorbeelden van werk heeft kunnen vinden die bij de mogelijkheden van eiseres passen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.3
[bedrijf] heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkhedenlijst heeft aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond hiervan functies kunnen duiden en heeft vastgesteld dat eiseres 45,61% arbeidsongeschikt is. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een voornemen tot wijziging van het primaire besluit gestuurd. Eiseres heeft een zienswijze ingediend en heeft daarbij medische informatie van GGZ Centraal van 9 november 2020 gevoegd. De reactie van eiseres en het bijgevoegde medische stuk van GGZ Centraal van
9 november 2020 gaven de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

2.Grondslag van het bestreden besluit

2.1
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de WIA-uitkering van eiseres per 1 december 2022 kan wijzigen omdat eiseres per 16 juli 2019 45,61% arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 60, derde lid, van de Wet WIA blijft de hoogte van de WIA-uitkering 24 maanden ongewijzigd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.

3.Beoordelingskader

3.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

4.Medische beoordeling

4.1
Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten vanwege haar psychische klachten. Zij heeft ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op de medische informatie van GGZ Centraal van 9 november 2020.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van dit beroep gaat om de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding: 16 juli 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet bij de beoordeling van de gestelde klachten dus niet kijken naar de huidige situatie van eiseres, maar naar haar gezondheidstoestand op 16 juli 2019.
4.3
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 13 november 2020 consistent en inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de in de FML19 oktober 2020 vastgestelde beperkingen vanwege psychische klachten per datum in geding passend zijn voor eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgebreid gemotiveerd waarom de medische informatie van GGZ Centraal van 9 november 2020 geen aanleiding geeft om tot een andere beoordeling te komen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen.

5.Arbeidskundige beoordeling

5.1
De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies onjuist zijn. Met de in de FML van 19 oktober 2020 aangenomen beperkingen moet eiseres in staat worden geacht om de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten.

6.Conclusie

6.1
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
Griffier
Rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.