ECLI:NL:RBMNE:2021:3541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
16/185007-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en medeplichtigheid aan afpersing

Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 31 juli 2019 samen met een ander de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en medeplichtig is geweest aan afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn rol als chauffeur en zijn aanwezigheid tijdens de gewelddadige handelingen, een significante bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten van afpersing, maar werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan afpersing. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, evenals een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rolverdeling tussen hem en de medeverdachte, waarbij de medeverdachte de geweldshandelingen had verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/185007-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1primair op 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Doorn en/of te Leersum, samen met een ander althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en heeft beroofd gehouden;
subsidiair hierbij opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn auto ter beschikking te stellen en/of als chauffeur van die auto op te treden;
feit 2primair op 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Doorn en/of te Leersum, samen met een ander althans alleen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 100,00 euro door gebruik van geweld of bedreiging met geweld;
subsidiair hierbij opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn auto ter beschikking te stellen en/of als chauffeur van die auto op te treden;
feit 3primair op 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Doorn en/of te Leersum, samen met een ander althans alleen, [slachtoffer] heeft geprobeerd te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 400,00 euro door gebruik van geweld of bedreiging met geweld;
subsidiair hierbij opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn auto ter beschikking te stellen en/of als chauffeur van die auto op te treden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde en het onder feiten 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat aangever niet is gedwongen om in de auto plaats te nemen en zich op meerdere momenten had kunnen onttrekken. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen van of medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat verdachte daarop geen opzet had. Ten aanzien van feiten 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen of medeplichtigheid. Verdachte is enkel aanwezig geweest, maar heeft zich verder nergens mee bemoeid. De ontmoeting was toevallig en verdachte is alleen als chauffeur opgetreden. Verdachte had niet kunnen vermoeden wat er zou gaan gebeuren en had dus geen opzet op de (poging tot) afpersing.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2 primair en feit 3
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van de afpersing, zoals tenlastegelegd onder feit 2 primair, en het medeplegen van de poging tot afpersing dan wel de medeplichtigheid hieraan, zoals tenlastegelegd onder feit 3 primair en subsidiair.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet zodanig is dat hij kan worden aangemerkt als medepleger. Hoewel er een zekere samenhang bestaat tussen de verschillende feiten volgt uit het dossier niet dat verdachte een significante rol heeft gespeeld in de afpersing of poging tot afpersing van aangever. Door aangever is meermalen verklaard dat verdachte geen geweld heeft toegepast of druk heeft uitgeoefend op aangever om geld te regelen.
Ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde medeplichtigheid aan de poging tot afpersing volgt uit het dossier dat medeverdachte [medeverdachte] en aangever een afspraak hadden gemaakt om op een later moment meer geld te overhandigen. Verdachte zou zijn auto hiervoor aan medeverdachte uitlenen, maar hierbij zelf niet aanwezig zijn. De rol van verdachte bij deze poging tot afpersing van aangever is te klein om als medeplichtige te kunnen worden aangemerkt.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 subsidiair [1]
Door dhr. [slachtoffer] (hierna: aangever) is aangifte gedaan van een strafbaar feit gepleegd op 31 juli 2019. Aangever heeft hierover – voor zover relevant – verklaard:
op 31 juli 2019 te [plaatsnaam 2] stopte er een auto naast mij. Het was een 3 deurs model. Ik zag dat vanachter het stuur de mij bekende [verdachte] uitstapte en vanaf de passagierszijde de mij bekende [medeverdachte] (…) [medeverdachte] zei op dwingende toon dat ik de auto in moest. Ik werd gedwongen om achter in de auto te gaan zitten. Onderweg in de auto zei [medeverdachte] dat hij kwaad was op mij. Ik had hem in de steek gelaten en moest hem daarvoor geld betalen. [verdachte] reed toen naar een bospad in [plaatsnaam 2] . Beiden stapte uit en [medeverdachte] zei dat ik ook moest uitstappen. Toen ik uitgestapt was [2] begon [medeverdachte] me direct met kracht met gebalde vuist meerdere keren tegen mijn hoofd te slaan. Ik kreeg ook nog een kopstoot van [medeverdachte] . Ik werd voornamelijk in mijn gezicht geslagen. Op het moment dat [medeverdachte] mij sloeg herhaalde hij steeds dat ik hem in de steek had gelaten en daar voor moest boeten. Hij zei meteen dat ik hem geld moest betalen. Nadat hij mij had geslagen moest ik weer achter in de auto plaats nemen. [medeverdachte] zei tegen mij dat we naar mijn huis zouden gaan om het geld te regelen. Ik moest aan [verdachte] zeggen hoe hij moest rijden. Ik moest van [medeverdachte] naar mijn huis lopen. [medeverdachte] bleef vlak achter mij lopen en iets verder daar achter liep [verdachte] . Ik moest mijn woning openen en naar binnen. [medeverdachte] en [verdachte] kwamen direct achter mij aan mijn woning binnen. [medeverdachte] zei dat ik moest bellen om aan geld te komen. Ik ben hierop naar vrienden gaan bellen om te vragen of ik bij hun geld kon lenen. Ik belde eerst [getuige 1] en die zei dat hij wel 100 euro kon pinnen. Ik heb daarna gebeld [naar] [getuige 2] . Hierna zijn we naar [plaatsnaam 3] gereden Eenmaal bij de auto gaf hij(de rechtbank begrijpt: [getuige 1] )
mij 100 euro. Ik moest weer in de auto stappen. Ik stapte weer aan de kant van [verdachte] in de auto. We zijn hierna naar [plaatsnaam 1] gereden. [3] Ik werd vlak bij de woning van mijn vader uit de auto gezet. Ik voelde mij door de hele gang van zaken van vandaag, vooral door het gebruikte geweld zodanig bedreigd dat ik ook van alles heb geprobeerd om het geld te regelen. Ik heb slechts 100 euro kunnen regelen via [getuige 1] en dit aan [medeverdachte] gegeven. In mijn woning had [medeverdachte] mij ook al bedreigd door te zeggen niet naar de politie te gaan want dat zou niet goed zijn voor mijn familie. [4]
Aangever heeft op 6 augustus 2018 aanvullend verklaard:
O: Toen jullie in jouw woning waren wilde [medeverdachte] toen wat meenemen uit jouw woning?
A: Ja, hij wilde mijn PlayStation meenemen maar dat heeft hij niet gedaan. [medeverdachte] had de PlayStation losgekoppeld maar uiteindelijk niet meegenomen. [5]
In het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 31 juli 2019 is het volgende opgenomen:
Op 31 augustus 2019[de rechtbank begrijpt: 31 juli 2019]
werd ik gebeld door [slachtoffer] . Ik hoorde [slachtoffer] vragen of hij geld van mij kon lenen. [slachtoffer] vertelde mij dat hij geld had geleend van iemand en die persoon zijn geld nu terug kwam halen. Ik hoorde aan de manier van praten dat dit niet zijn eigen bewoording was. Ik zei dat ik 100,- euro kon missen Ik [werd] door [slachtoffer] gebeld met de vraag of ik in [plaatsnaam 3] kon komen. Hierop ben ik naar de [naam locatie] gegaan met de 100,- euro. Ik hoorde [slachtoffer] toen zeggen "zeg dat je nog moet pinnen". [slachtoffer] kwam in mijn ogen best paniekerig over [slachtoffer] moest direct weer bij deze jongens in de auto stappen. [6] Ik zag dat [slachtoffer] buiten voor de auto stond. Ik kreeg het idee dat hij daar moest gaan staan.. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van [B] van 6 augustus 2019 staat het volgende:
ik [heb] telefonisch contact opgenomen met [getuige 2] verklaarde mij samengevat weergegeven het volgende:
V: Wanneer heeft [slachtoffer] jou gebeld?
A: Dat is de 31e geweest.
V: Wat is er in dat gesprek besproken?
A: Hij vroeg mij of ik geld aan hem kon lenen want hij had geld van die jongens geleend en dat moest z.s.m. terug betaald worden. 250 euro ofzo was het
V: Hoe kwam [slachtoffer] in dat gesprek op jou over?
A: Een beetje zenuwachtig. [8]
Een geschrift bestaande uit een geneeskundige verklaring van 2 augustus 2019 van [C] , huisarts, vermeldt:
“Medische informatie betreffende [slachtoffer]
Uitwendig waargenomen letsel:
  • Bloeduitstorting achter linkeroor;
  • Kneuzing neus.” [9]
In het proces-verbaal verhoor van verdachte van 1 augustus 2019 is het volgende opgenomen:
V: Waarom heb je jezelf gemeld?
A: Omdat ik gisteren met een persoon was. Dat waren vrienden van elkaar. Dat waren
[medeverdachte] en [slachtoffer] . Ik reed op de [straatnaam 2] in [plaatsnaam 2] . [medeverdachte] zag [slachtoffer] lopen en wilde dat ik stopte. Een stukje verder bij een parkeerplaats bij het bos gingen [medeverdachte] en [slachtoffer] met elkaar praten.
(…) Thuis bij [slachtoffer] hebben we gezeten (…). (…) [medeverdachte] wilde geld hebben (…).(…) [medeverdachte] wilde de playstation uit het huis van [slachtoffer] meenemen. (…) [medeverdachte] was aan het schreeuwen. Ik heb toen tegen [medeverdachte] gezegd, dat hij rustig moest praten omdat hij in de woning van een ander was (…).
We zijn daarna naar [plaatsnaam 3] geredenen daar heeft [medeverdachte] 100 euro gekregen van [slachtoffer] . [slachtoffer] had dat geld van [getuige 1] gekregen. Vanuit [plaatsnaam 3] zijn we naar [plaatsnaam 1] gereden. [10]
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Ik kwam [medeverdachte] tegen. Ik wilde bij de snackbar in [plaatsnaam 2] een bakje koffie drinken met hem. Toen kwam hij meneer [slachtoffer] tegen. Die ken ik ook. Zij hadden blijkbaar wat met elkaar. Zij staan ineens elkaar te slaan.
Jullie waren ook in de woning van [slachtoffer] geweest?
Ja. Hij zei kom we gaan daarnaartoe om te praten. We zijn daar dus geweest. [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair - wederrechtelijke vrijheidsberoving
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de verklaring van aangever volgt dat hij is ingestapt, maar daarbij niet is vastgehouden of geduwd. Door het ontbreken van dwang is aangever niet van zijn vrijheid beroofd. Aangever heeft bovendien verklaard dat hij zich op meerdere momenten had kunnen onttrekken.
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank vast dat de aangifte betrouwbaar is. Zo worden een aantal belangrijke onderdelen van de verklaring bevestigd door de verklaring van verdachte. Uit zijn verklaring volgt immers ook dat medeverdachte erg boos was op aangever, medeverdachte geld wilde hebben en medeverdachte geweld heeft gebruikt richting aangever. De getuigen [getuige 2] en [getuige 1] onderbouwen de verklaring dat medeverdachte daadwerkelijk geld heeft geregeld of dit heeft geprobeerd. [getuige 1] heeft verklaard dat aangever erg in paniek was. Deze bewijsmiddelen bevestigen dat aangever onder druk is gezet en zich gedwongen voelde om het gevraagde geldbedrag te regelen. De rechtbank acht de verklaring van aangever waarom hij zich niet aan de situatie heeft onttrokken niet onbegrijpelijk. Zo zegt hij op de vraag waarom hij niet is weggegaan op het moment dat hij met [getuige 1] naast de auto stond: “
Op dat moment doe je dat misschien, maar dat is dan één minuut. Als je zo optimistisch bent zou je dat kunnen proberen, maar ik voelde zo erg die druk dat ik dat niet heb gedaan.” Ook verklaart aangever over medeverdachte: “
Hij was op dat moment zo woedend en niet voor rede vatbaar. Ik wist dat hij net uit detentie was en ik wist niet of er iets van een wapen of voorwerp in de auto zou kunnen liggen, maar op dat moment ging dat door mijn hoofd en heb ik de keuze gemaakt om niet stoer te gaan doen en gewoon mee te werken.” De rechtbank oordeelt dat er onder deze omstandigheden sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het door de verdediging aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2015 is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar, nu het in de onderhavige zaak niet enkel bij woorden is gebleven, maar er ook geweld is gebruikt tegen aangever.
Feit 1 primair – medeplegen
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Op basis van de rol van verdachte kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat hij opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. In de beleving van verdachte is aangever telkens vrijwillig meegegaan. Het medeplegen kan daardoor ook niet worden bewezen.
Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat dit voor verdachte ook duidelijk moet zijn geweest, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de eigen verklaring van verdachte dat hij heeft gezien dat medeverdachte geweld heeft gebruikt richting aangever, medeverdachte de Playstation van aangever wilde meenemen en dat medeverdachte tegen aangever heeft geschreeuwd. Het verweer van de verdediging dat opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving ontbrak omdat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat aangever vrijwillig meereed, wordt dan ook verworpen.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de bijdrage die verdachte heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving dusdanig is dat sprake is van een nauwe bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. Een groot deel van de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden in de auto. Deze auto is eigendom van verdachte en hij was ook de bestuurder van deze auto. Aangever moest telkens plaatsnemen achterin de auto. Aangezien het een driedeurs auto betrof was feitelijk de mogelijkheid om zelfstandig de auto te verlaten onmogelijk gemaakt. Ook heeft de aanwezigheid van verdachte in getalsmatige zin bijgedragen aan het feitencomplex waardoor het moeilijker was voor aangever om zich aan deze situatie te onttrekken. Deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat feit 1 tezamen en in vereniging met een ander is gepleegd. De rechtbank acht daarmee het medeplegen van de onder feit 1 primair ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 subsidiair – medeplichtigheid
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplichtigheid. Verdachte is enkel aanwezig geweest, maar heeft zich verder nergens mee bemoeid. De ontmoeting was toevallig. Verdachte is alleen als chauffeur opgetreden. Verdachte had niet kunnen vermoeden wat er zou gaan gebeuren en had dan ook geen opzet op de afpersing.
De rechtbank acht de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de afpersing wettig en overtuigd bewezen. Hoewel uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte van begin af aan op de hoogte was van de bedoeling van medeverdachte om geld van aangever te krijgen, wist verdachte op een gegeven moment dat medeverdachte geld wilde hebben van aangever. Hij was immers aanwezig op de momenten dat medeverdachte aangever om geld vroeg en heeft daarbij gezien dat medeverdachte geweld heeft gebruikt richting aangever., In de woning van aangever heeft verdachte medeverdachte horen schreeuwen en gezien dat medeverdachte de PlayStation uit de woning van aangever wilde meenemen. Verdachte had zich op verschillende momenten kunnen terugtrekken. In plaats hiervan is hij erbij gebleven en juist behulpzaam geweest door medeverdachte en aangever in zijn auto naar verschillende locaties te rijden zodat aangever voor medeverdachte geld kon regelen. De conclusie van de rechtbank is dat verdachte hiermee medeplichtig is geweest aan de onder 2 tenlastegelegde afpersing.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:
op 31 juli 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente [naam gemeente] en te [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 3] , gemeente [naam gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen op de achterbank van de 3-deurs auto en
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en daar te dwingen om uit die auto te stappen en nadat hij, die [slachtoffer] tegen diens hoofd had geslagen en gestompt en die [slachtoffer] een kopstoot had gegeven, die [slachtoffer] te dwingen om weer in die auto te stappen en vervolgens die [slachtoffer] te dwingen om te vertellen hoe zij naar zijn woning moesten rijden en naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en
- die [slachtoffer] te dwingen om naar diens woning te gaan en te dwingen om die woning binnen te gaan en hem, verdachte en zijn medeverdachte ook binnen te laten in die woning en
- die [slachtoffer] te dwingen om opnieuw in die auto plaats te nemen en met die [slachtoffer] naar [plaatsnaam 3] en naar [plaatsnaam 1] te rijden;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
[medeverdachte] op 31 juli 2019 te [plaatsnaam 3] en te [plaatsnaam 2] , gemeente [naam gemeente] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een honderd euro dat aan die [slachtoffer]
toebehoorde, door
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen op de achterbank van die 3-deurs auto en
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en daar te dwingen om uit die auto te stappen en aldaar die [slachtoffer] tegen diens hoofd te slaan en te stompen en die [slachtoffer] een kopstoot te geven en daarbij meermalen tegen die [slachtoffer] te zeggen dat die [slachtoffer] geld moest betalen omdat die [slachtoffer] hem, [medeverdachte] , in de steek had gelaten en daarvoor moest boeten
bij welk feit hij, verdachte, op 31 juli 2019 te [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 2] , gemeente [naam gemeente] , opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zijn auto ter beschikking te stellen en
- als chauffeur van die auto op te treden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1 primairmedeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
en
ten aanzien van feit 2 subsidiairmedeplichtigheid aan afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn eis rekening gehouden met de straf die
de rechtbank bij vonnis van 17 februari 2020 aan medeverdachte voor de feiten heeft
opgelegd, te weten 9 maanden gevangenisstraf, de medeplichtigheid van verdachte bij feiten
2 en 3 en met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de samenloop van de feiten, met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte erg lang op zijn proces heeft moeten wachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte wordt veroordeeld voor een tweetal feiten waarbij hij op 31 juli 2019 samen met een ander aangever gedurende meerdere uren wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden en medeplichtig is geweest aan het onder druk zetten van aangever door het gebruik van geweld en dreiging met geweld om hem geld te laten betalen, dat hij op dat moment niet had. Door medeverdachte bij het krijgen van geld van aangever behulpzaam te zijn door medeverdachte met aangever naar verschillende plekken te rijden en niet in te grijpen heeft verdachte er mede voor gezorgd dat aangever in een positie is gebracht waarin hij al die tijd bang is geweest.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 10 juni 2021 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen 5 jaar niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Ook houdt de rechtbank rekening met een rapport van de reclassering van 15 juli 2021, opgemaakt door mw. [A] , reclasseringsmedewerker. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte zijn leven prima op orde heeft. Door een licht verstandelijke beperking heeft verdachte nog geen geschikte dagbesteding en blaast hij zijn eigen mogelijkheden enigszins op dan wel overschat hij deze. De reclassering ziet het contact met de jobcoach van verdachte als beschermende factor. Verdachte vertrouwt haar en is intrinsiek gemotiveerd om door haar begeleid te worden. Daarnaast ziet de reclassering de relatie die verdachte heeft en zijn aankomend huwelijk als beschermende factor. De reclassering ziet op basis van de huidige informatie geen aanknopingspunten voor reclasseringsbemoeienis en acht verdachte in staat om een werkstraf uit te voeren.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop en de lange schorsingsperiode van de voorlopige hechtenis waarin niet is gebleken dat verdachte justitiecontacten heeft gehad. De rechtbank houdt verder rekeningmet de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte met dien verstande dat de rol van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten beperkt is gebleven tot het chauffeuren van medeverdachte en aangever en dat het medeverdachte is geweest die de geweldshandelingen heeft verricht. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is onder voornoemde omstandigheden niet aan de orde. Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.
De straf die de rechtbank oplegt wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank van oordeel is dat de rol van verdachte bij de strafrechtelijke feiten van een andere orde is dan de rol van de medeverdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49, 55, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Doorn en/of Leersum, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm beet te pakken en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto te duwen ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en/of daar te dwingen om uit die auto te stappen en/of nadat zij die [slachtoffer] hadden mishandeld die [slachtoffer] te dwingen om weer in die auto te stappen en/of vervolgens die [slachtoffer] te dwingen om te vertellen hoe zij naar zijn woning moesten rijden en/of naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of
- die [slachtoffer] te dwingen om naar diens woning te gaan en/of te dwingen om die woning binnen te gaan en/of hem, verdachte en/of zijn medeverdachte ook binnen te laten in die woning en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] te dwingen om opnieuw in die auto plaats te nemen en/of met die [slachtoffer] naar Leersum en/of naar Driebergen-Rijsenburg te rijden;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Doorn en/of Leersum, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm beet te pakken en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto te duwen ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en/of daar te dwingen om uit die auto te stappen en/of nadat zij die [slachtoffer] hadden mishandeld die [slachtoffer] te dwingen om weer in die auto te stappen en/of vervolgens die [slachtoffer] te dwingen om te vertellen hoe zij naar zijn woning moesten rijden en/of naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of
- die [slachtoffer] te dwingen om naar diens woning te gaan en/of te dwingen om die woning binnen te gaan en/of hem, verdachte en/of zijn medeverdachte ook binnen te laten in die woning en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] te dwingen om opnieuw in die auto plaats te nemen en/of met die [slachtoffer] naar Leersum en/of naar Driebergen-Rijsenburg te rijden
tot en/of bij welk feit, hij , verdachte, of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of te Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zijn auto ter beschikking te stellen en/of
- als chauffeur van die auto op te treden;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of te
Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een honderd euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [getuige 1] of aan een derde, toebehoorde, door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm beet te pakken en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto te duwen ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en/of daar te dwingen om uit die auto te stappen en/of aldaar die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] een kopstoot te geven en/of (daarbij)(meermalen) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat die [slachtoffer] geld moest betalen omdat die [slachtoffer] verdachte en/of zijn medeverdachte in de steek had gelaten en/of daarvoor moest boeten;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of te Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug ,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een honderd euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [getuige 1] of aan een derde, toebehoorde, door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm beet te pakken en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto te duwen ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad te rijden en/of daar te dwingen om uit die auto te stappen en/of aldaar die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] een kopstoot te geven en/of (daarbij)(meermalen) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat die [slachtoffer] geld moest betalen omdat die [slachtoffer] hem, [medeverdachte] , in de steek had gelaten en/of daarvoor moest boeten
tot en/of bij welk feit, hij , verdachte, of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of te Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zijn auto ter beschikking te stellen en/of
- als chauffeur van die auto op te treden;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3. hij op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg, en/of te Leersum en/of te
Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 400 euro,
althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer]
of aan een derde, te weten aan de ouders en/of andere familie van die [slachtoffer] toebehoorde
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm hebben/heeft beetgepakt en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto hebben/heeft geduwd ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad zijn/is gereden en/of daar gedwongen om uit die auto te stappen en/of aldaar die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] een kopstoot hebben/heeft gegeven en/of (daarbij)(meermalen) tegen die [slachtoffer] hebben/heeft dat die [slachtoffer] geld moest betalen omdat die [slachtoffer] verdachte en/of zijn medeverdachte in de steek had gelaten en/of daarvoor moest boeten en/of
-(nadat die [slachtoffer] een geldbedrag van 100 euro had afgegeven)tegen die (in die auto zittende [slachtoffer] ) hebben/heeft gezegd dat die [slachtoffer] op die dag nog 400 euro moest regelen, anders zou de familie van die [slachtoffer] worden aangepakt en/of
-(nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij die 400 euro mogelijk met zijn vader
kon regelen) met die [slachtoffer] naar de woning van zijn vader in
Driebergen-Rijsenburg zijn/is gereden en/of die [slachtoffer] aldaar in de buurt van de woning van zijn vader uit die auto hebben/heeft gezet en/of tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd dat die [slachtoffer] om 22.00 uur (met het geld) bij de " [.] " (de [..] aan de [straatnaam 1] te Driebergen moest komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of de Doorn, althans in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 400 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, te weten aan de ouders en/of andere familie van die [slachtoffer] toebehoorde
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens arm heeft beetgepakt en/of (daarbij) op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij in een auto moest stappen en/of die [slachtoffer] in een auto heeft geduwd ( op de achterbank van die 3-deurs auto) en/of
- met die [slachtoffer] in die auto naar een bospad is gereden en/of daar gedwongen om uit die auto te stappen en/of aldaar die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven en/of (daarbij) (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] geld moest betalen omdat die [slachtoffer] hem, [medeverdachte] , in de steek had gelaten en/of daarvoor moest boeten en/of
-(nadat die [slachtoffer] een geldbedrag van 100 euro had afgegeven)tegen die (in
die auto zittende [slachtoffer] ) heeft gezegd dat die [slachtoffer] op die dag nog 400 euro moest regelen, anders zou de familie van die [slachtoffer] worden aangepakt en/of
-(nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij die 400 euro mogelijk met zijn vader kon regelen) met die [slachtoffer] naar de woning van zijn vader in Driebergen-Rijsenburg is gereden en/of die [slachtoffer] aldaar in de buurt van de woning van zijn vader uit die auto heeft gezet en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] om 22.00 uur (met het geld) bij de " [.] " (de [..] aan de [straatnaam 1] te Driebergen moest komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij welk feit, hij , verdachte, of omstreeks 31 juli 2019 te Driebergen-Rijsenburg en/of te Leersum en/of te Doorn, althans in gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zijn auto ter beschikking te stellen en/of
- als chauffeur van die auto op te treden;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 oktober 2019, onderzoeksnummer MD3R019161, documentnummer: 20191011.1523, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 105. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte, pagina 8.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 9.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 10.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 15.
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 15.
8.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 73 en 74.
9.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 2 augustus 2019, pagina 67.
10.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 82 en 83.
11.Een geschrift, te weten een verklaring van [verdachte] bij de rechter-commissaris (voorgeleiding), geen paginanummer.