ECLI:NL:RBMNE:2021:3537
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering na ziekmelding vanuit WW
In deze zaak heeft eiseres, na zich op 8 augustus 2018 ziek te hebben gemeld vanuit de WW, een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV per het einde van de wachttijd op 5 augustus 2020. Het UWV heeft in een besluit van 31 augustus 2020 vastgesteld dat eiseres vanaf 5 augustus 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij in staat werd geacht haar maatgevende arbeid als schoonmaakster te kunnen verrichten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, wat door het UWV op 6 januari 2021 gegrond werd verklaard, maar het UWV handhaafde de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar, dat op 8 juli 2021 werd behandeld. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres via een beeldverbinding heeft gezien en gesproken, en dat er voldoende informatie was om de medische beoordeling te onderbouwen. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar belastbaarheid door de functiebelasting wordt overschreden. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat zij financieel niet in staat was om een deskundige in te schakelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.