ECLI:NL:RBMNE:2021:3537

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering na ziekmelding vanuit WW

In deze zaak heeft eiseres, na zich op 8 augustus 2018 ziek te hebben gemeld vanuit de WW, een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV per het einde van de wachttijd op 5 augustus 2020. Het UWV heeft in een besluit van 31 augustus 2020 vastgesteld dat eiseres vanaf 5 augustus 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij in staat werd geacht haar maatgevende arbeid als schoonmaakster te kunnen verrichten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, wat door het UWV op 6 januari 2021 gegrond werd verklaard, maar het UWV handhaafde de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar, dat op 8 juli 2021 werd behandeld. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres via een beeldverbinding heeft gezien en gesproken, en dat er voldoende informatie was om de medische beoordeling te onderbouwen. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar belastbaarheid door de functiebelasting wordt overschreden. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat zij financieel niet in staat was om een deskundige in te schakelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hartkoorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: M. van Kuilenburg).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 8 augustus 2018 ziekgemeld vanuit de WW. Zij heeft bij het UWV per einde van de wachttijd (5 augustus 2020) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2. In het besluit van 31 augustus 2020 heeft het UWV beslist dat eiseres vanaf 5 augustus 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat eiseres in staat werd geacht haar maatgevende arbeid (schoonmaakster) weer te kunnen verrichten. In de beslissing op bezwaar van 6 januari 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, omdat eiseres per 5 augustus 2020 niet in staat was om haar maatgevende arbeid te verrichten. Het UWV heeft beslist dat eiseres vanaf 5 augustus 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het beroep is behandeld op de zitting van 8 juli 2021, met behulp van een beeldverbinding. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV zijn verschenen.

Overwegingen

Medische beroepsgronden
4. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
5. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is en dat het medisch oordeel onjuist is. Eiseres wijst erop dat zij door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gezien of onderzocht is. Eiseres wijst naar artikel 3.2.3 van de Standaard Onderzoeksmethoden, waarin staat dat lichamelijk onderzoek kan plaatsvinden om één of meer van de volgende redenen: om de aan klachten gerelateerde beperkingen/mogelijkheden tot functioneren nader te beoordelen op ernst, plausibiliteit en consistentie; als de cliënt daarom verzoekt; om psychologische redenen; als het lichamelijk onderzoek bijdraagt aan zorgvuldige vergelijking van de gegevens. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had moeten onderbouwen waarom lichamelijk onderzoek niet nodig was.
6. Volgens eiseres is zij meer beperkt dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De beperkingen die eiseres ervaart zijn niet allemaal overgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alleen extra beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, en volgens eiseres hadden er vanwege haar fysieke klachten ook extra fysieke beperkingen opgenomen moeten worden. Het gaat daarbij ook om de combinatie van klachten. Eiseres wijst op de Richtlijn Fibromyalgie, waaruit volgens haar blijkt dat er bij fibromyalgie meer beperkingen aan de orde zijn.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 9 april 2021 gereageerd op de beroepsgronden. Zij geeft aan dat zij eiseres via MS Teams heeft gezien en gesproken en een anamnese heeft afgenomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft lichamelijk onderzoek geen toegevoegde waarde, omdat er al informatie is van de reumatoloog. De visie van eiseres op haar klachten en belemmeringen heeft zij meegewogen. Zij wijst erop dat de Richtlijn Fibromyalgie mogelijke beperkingen noemt, maar dat per casus nog vastgesteld moet worden welke beperkingen aan de orde zijn.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De primaire arts heeft eiseres lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat lichamelijk onderzoek niet vereist was, omdat er al voldoende informatie van behandelaars was. De rechtbank kan die afweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Dat het onderzoek onzorgvuldig was is niet gebleken. Eiseres stelt dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd met medische informatie. De eigen ervaringen van eiseres wegen onvoldoende op tegen het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beroepsgronden
9. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren. De belemmeringen die zij heeft moeten volgens haar in samenhang bezien worden, en er moet niet op elk punt van de Functionele Mogelijkhedenlijst de grens opgezocht worden. Eiseres wijst erop dat in de functies machinaal metaalbewerker en medewerker tuinbouw met een machine wordt gewerkt. Bij juist gebruik zou dat geen risico opleveren, maar volgens eiseres is het risico dat zij door een gebrek aan alertheid en concentratie de machines niet juist gebruikt. Er is ook een beperking aangenomen op hoog handelingstempo, en volgens eiseres is de vereiste productiesnelheid bij de functie machinaal metaalbewerker daarmee in strijd.
10. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 15 april 2021 gereageerd op de beroepsgronden. Zij geeft aan dat zij de vastgestelde belastbaarheid als uitgangspunt heeft gehanteerd, en daarbij ook oog heeft voor de gehele belastbaarheid. Er is geen sprake van overschrijdingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijst erop dat de arbeidskundig analist die de functiebelasting heeft beoordeeld bij de functies machinaal metaalbewerker en medewerker tuinbouw geen verhoogd persoonlijk risico heeft aangegeven. Eventuele verminderde alertheid of concentratie levert dus geen gevaarlijke situaties op. Bij de functie machinaal metaalbewerker ligt het handelingstempo niet beduidend hoger dan gebruikelijk.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiseres de geduide functies niet kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij het duiden van de functies rekening gehouden met de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid. Die heeft zij gelegd naast de functiebelasting die door de arbeidskundig analist is vastgesteld. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar belastbaarheid door de functiebelasting wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Deskundigenverzoek
12. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen. Zij stelt dat sprake is van ‘inequality of arms’, omdat zij financieel niet in staat is een verzekeringsarts in te schakelen. De medische informatie van behandelaars is volgens haar niet geschikt om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan te vechten, omdat de informatie van de behandelaars niet ziet op arbeidsbeperkingen.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij financieel niet in staat is een deskundige in te schakelen. Bovendien heeft zij de gelegenheid gehad om medische stukken van haar behandelaars in te dienen, wat zij in bezwaar ook heeft gedaan. Dat de behandelaars niets zeggen over arbeidsbeperkingen maakt de informatie nog niet ongeschikt om het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan te vechten. De informatie van de behandelaars geeft informatie over de medische situatie. Het is de deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om aan de hand van een volledig beeld van de medische situatie beperkingen toe te kennen.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken op 26 juli 2021 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier en wordt openbaar gemaakt door (geanonimiseerde) publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.