ECLI:NL:RBMNE:2021:3494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
16.308473.20, 16/142268-20 (gev. ttz) en 16/099349-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger voor meerdere woninginbraken en bedreigingen met geweld

Op 28 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1973 in Marokko, die zonder vaste woon- en verblijfplaats was en op dat moment gedetineerd in de P.I. Alphen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere woninginbraken en bedreigingen met geweld. De zaak is behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de terechtzittingen op 14 april 2021 en 30 juni 2021. De officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op verschillende feiten, waaronder diefstal met braak en bedreiging van slachtoffers. De verdachte heeft een aantal feiten bekend, maar heeft ontkend geweld te hebben gebruikt. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de ten laste gelegde feiten, wat heeft geleid tot vrijspraak voor deze feiten. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en heeft hem daarvoor een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn illegale status in Nederland, en de impact van de inbraken op de slachtoffers. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank een aantal vorderingen heeft toegewezen en andere niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.308473.20, 16/142268-20 (gev. ttz) en 16/099349-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- en verblijfplaats,
thans gedetineerd in de P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 april 2021 en 30 juni 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, D.S. Hofstede (reclasseringsmedewerker) alsmede [A] namens de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 30 juni 2021 nader omschreven als bedoeld in artikel 314a WvSv. De definitieve tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Parketnummer 16/308473-20
Feit 1: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 21 augustus 2020 met braak;
Feit 2: diefstal uit een woning aan [adres] te [woonplaats] op 1 augustus 2020 met braak;
Feit 3: primair, diefstal in vereniging uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 18 juni 2020 door insluiping;
Subsidiair, heling van een Ipad, contant geld en een pinpas te Utrecht op 18 juni 2020;
Feit 4: diefstal in vereniging door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas van [benadeelde 2] te Utrecht op 18 juni 2020;
Feit 5: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 1 september 2020 met braak;
Feit 6: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 13 september 2020 met braak;
Feit 7: diefstal uit een woning aan de [adres] op 2 september 2020 met braak;
Feit 8: bedreiging van [slachtoffer 1] te [woonplaats] op 2 september 2020;
Feit 9: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 10 november 2020 met braak;
Feit 10: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] met braak;
Feit 11: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 17 november 2020 met braak;
Feit 12: poging tot diefstal met (bedreiging van) geweld uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 28 november 2020 met braak;
Feit 13: bedreiging van [slachtoffer 2] te [woonplaats] op 28 november 2020;
Feit 14: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 22 november 2020 met braak;
Feit 15: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 1 januari 2021 met braak;
Feit 16: diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 8 december 2020 met braak.
Parketnummer: 16/099349-21
Diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 12 augustus 2020 met braak.
Parketnummer: 16/142268-20
Diefstal uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] op 9 december 2020 met braak.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten, behoudens feit 3 en 4, wettig en overtuigend te bewijzen. Voor feit 3 en 4 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 16/308473-20 vermelde feiten 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 13 en van de feiten vermeld onder de parketnummers 16/142268-20 en 16/099349-21. Van de feiten 1, 2, 7, 10, 12, 14, 15 en 16 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte deze bekend te hebben gepleegd, zij het dat hij wat betreft feit 1 heeft ontkend earpods en een geldbedrag van € 700,- (maar slechts € 350,-) te hebben gestolen, wat betreft feit 12 heeft ontkend geweld te hebben gebruikt dan wel daarmee te hebben gedreigd en wat betreft feit 15 heeft ontkend dat het weggenomen horloge van goud was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Van de volgende feiten wordt verdachte vrijgesproken
Parketnummer 16/308473-20
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, de onder 3 (primair en subsidiair) en 4 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Feit 6
Voorts acht de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. Daarvoor is onvoldoende bewijs in het dossier. Het bewijs omvat uitsluitend de aangifte en camerabeelden van een verder gelegen woning waarop te zien is dat op 13 september 2020 een persoon, waarvan gezegd kan worden dat die lijkt op verdachte, in de buurt van die woning was. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het patroon van inbreken bij het door verdachte bekende feit 7 identiek is aan dat van feit 6, namelijk het vernielen van een raam om de woning te kunnen betreden en het gebruiken van steeds dezelfde fiets. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voor de verschillende feiten geen steun vinden in elkaar in de zin van schakelbewijs. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit. Aan dit criterium is niet voldaan omdat het vernielen van een raam en het gebruiken van een fiets zonder bijzondere kenmerken, onvoldoende onderscheidend zijn. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat het patroon van inbreken op essentiële punten zodanig belangrijke overeenkomsten vertoont dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte (ook) dit feit heeft gepleegd.
Feit 8
Voorts acht de rechtbank het onder 8 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te komen dient de verklaring van aangever voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal.
Naast de aangifte waarin [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte tegen hem heeft gezegd ‘ik steek je neer’, is er geen ander bewijsmiddel dat die aangifte ondersteunt. In het dossier bevinden zich geen verklaringen van getuigen, en de verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd.
Vanwege de samenhang van dit feit met dat van het door verdachte bekende feit 7, is zonder meer duidelijk dat verdachte met [slachtoffer 1] in een schermutseling terecht is gekomen. Verdachte probeerde naar eigen zeggen te vluchten, maar werd tegengehouden door [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het vervelend dat [slachtoffer 1] in die situatie terecht is gekomen, maar constateert, zonder daarbij te oordelen dat aangever niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat er zich onvoldoende (steun)bewijs in het dossier bevindt om aan de maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te kunnen voldoen.
Feit 11
De rechtbank acht het onder 11 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. Er is namelijk onvoldoende bewijs in het dossier.
Naast de aangifte is er een getuige die verklaart een persoon de woning in te zien klimmen en een aantal minuten later weer die woning te zien verlaten met iets roods in zijn handen. De getuige omschrijft die persoon, waarbij hij onder meer aangeeft dat het om een man gaat van ongeveer 40 jaar, met een getinte huid, zwarte haar met een duidelijk kale plek achter op het hoofd, een zwarte stoppelbaard, onverzorgd overkomen en een blauwe donsjas. Verder blijkt uit buurtonderzoek dat er op 2 december 2020 is gezien dat er door een man een fiets op de [adres] is gezet. Een foto van de fiets is door een verbalisant bekeken en die heeft verklaard dat hij op 18 november 2020 verdachte had gezien op een herenfiets. De verbalisant had daar een foto van. Door twee verbalisanten werd gezien dat de fiets, die was neergezet op de [straat] , voor 99% leek op de fiets waar verdachte eerder op gezien is. Tot slot is er een schoenafdrukspoor dat overeenkomt met de schoenafdrukspoor die gevonden is bij woningen waarvan verdachte heeft bekend daar te hebben ingebroken.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vermelde aanwijzingen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen. Het door de getuige opgegeven signalement is onvoldoende specifiek om als (overtuigend) bewijs te dienen dat verdachte degene is die het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het feit dat er op 2 december 2020 een fiets op de [adres] is neergezet, waarvan de verbalisanten verklaren dat die voor 99% lijkt op de fiets waar verdachte op 18 november 2020 is gezien, zegt niets over de betrokkenheid van verdachte bij dit op 17 november 2020 gepleegde feit. Ten aanzien van de schoenafdrukspoor kan blijkens het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek worden afgeleid, dat het profiel van deze schoen van dit type bestaat uit een soortgelijk profiel, als het profiel, of fragmenten daarvan, dat de schoensporen die zijn aangetroffen bij de woningen van feiten 1 en 12 vertonen. Het is niet uitgesloten, dat andere type schoenen van het merk Adidas delen van hetzelfde profiel bevatten. De schoensporen zijn vermoedelijk veroorzaakt met schoenen van het merk Adidas, type Nebula Zed. Deze schoenen zijn te verkrijgen met een bovenwerk in verschillende kleuren, zolen in verschillende kleuren en in verschillende maten. Door het ontbreken van de schoen is niet vast te stellen, dat de schoensporen door één paar schoenen, dan wel dezelfde schoen is veroorzaakt. Voor een dergelijk onderzoek zal een schoen noodzakelijk zijn, aldus het proces-verbaal. Uit het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat de aangetroffen schoensporen afkomstig zijn van schoenen die door de verdachte zijn gedragen. Ook bij dit feit ziet de rechtbank, gelijk aan de motivering onder feit 6, onvoldoende onderscheidende kenmerken in het patroon van inbreken om te kunnen concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte (ook) dit feit heeft gepleegd.
Parketnummer: 16/099349-21
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Bij het sporenonderzoek in de woning is er een petje veiliggesteld. Uit het NFI-rapport blijkt dat er op dat petje een afgeleid DNA-hoofdprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
De vraag die voorligt is of bovenstaande voldoende is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde woninginbraak. Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een petje dat in de woning is aangetroffen, betekent dat niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak in de woning heeft gepleegd. Een petje betreft immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat niemand anders dan verdachte dat petje heeft gedragen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de inbraak niet heeft gepleegd en dat hij een zwervend bestaan leidt en zijn spullen overal en nergens liggen. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop niet kan worden uitgesloten dat iemand anders het petje heeft meegenomen/gedragen tijdens de woninginbraak. Gezien het voorgaande, en de afwezigheid van andere bewijsmiddelen dan de aangifte, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Parketnummer: 16/142268-20
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Bij het sporenonderzoek in de woning is er een schroevendraaier veiliggesteld. Uit het NFI-rapport blijkt dat er op de desbetreffende schroevendraaier een afgeleid DNA-hoofdprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
De vraag die voorligt is of bovenstaande voldoende is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde woninginbraak. Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een schroevendraaier die mogelijk bij de inbraak is gebruikt, betekent dat niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak in de woning heeft gepleegd. Een schroevendraaier betreft immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier is terechtgekomen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de inbraak niet heeft gepleegd en dat hij een zwervend bestaan leidt en zijn spullen overal en nergens liggen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders de schroevendraaier heeft gebruikt tijdens de woninginbraak. Gezien het voorgaande, en de afwezigheid van andere bewijsmiddelen dan de aangifte, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
De volgende feiten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
Parketnummer 16/308473-20
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Proces-verbaal aangifte van [aangever 1]
Op vrijdag 21 augustus 2020 kwam ik bij de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er in de woning was ingebroken. Er is een laptop en een bedrag van zo’n 700 euro weggenomen. [2] Er is op drie plaatsen schade aan mijn woning. Dit betreft het bovenlichtje aan de voorzijde, het raampje in de schuur van de bijkeuken en het bovenlichtje op één hoog achter. [3]
Proces-verbaal van verhoor aangever
Het merk van mijn gestolen laptop is van Hewlett Packard. Op deze laptop lagen twee paar Apple oortjes (EarPods met Lightning-connector). De oortjes zijn weggenomen. Ook is een setje transportboeien weggenomen. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard:
Ik kan me dit herinneren. Ik heb de inbraak gepleegd op 21 augustus 2020 aan de [adres] te [woonplaats] . Ik geloof dat ik daar een laptop heb meegenomen.
Overweging:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. De rechtbank gaat, anders dan verdachte, uit van de juistheid van de verklaring van aangever dat er een bedrag van € 700,- (en niet € 350,-) én earpods zijn weggenomen.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
  • Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] .
Feit 5
Proces-verbaal aangifte van [aangever 3]
Aangever doet mede namens [B] aangifte. Ik woon in een huurwoning gelegen op de [adres] te [woonplaats] . [6] Op dinsdag 1 september 2020, omstreeks 16.15 uur, kwam ik thuis. Ik zag dat de playstation met spelletjes en de headset weggenomen was. Ik zag dat de Mac Book van de koelkast weggenomen was. In de keuken zag ik dat de schroeven van het scharnier van het bovenlicht, eruit geschroefd waren. Ik ben vervolgens naar de achtertuin gelopen. Ik zag dat een van de stoelen uit de achtertuin tegen de achterdeur was gezet, om zo bij het bovenlicht te kunnen komen. Vervolgens ben ik naar de eerste verdieping gelopen. Ik zag dat in de kast in Toms kamer, de cameratas met inhoud weggenomen was. [7] In de bijlage goederen zijn enkele weggenomen goederen nader gespecificeerd. Daarin staat onder meer vermeld een fotocamera en twee fotolenzen. [8]
Proces-verbaal van bevindingen, aanvullende verklaring aangever
Ik heb aangifte gedaan van de inbraak in de woning [adres] te [woonplaats] . In de
aangifte staat echter niet vermeld dat er bij de inbraak ook een donkerblauwe sporttas van het merk Nike is weggenomen. De in de tas aanwezige sportkleding is uit de tas gehaald
en lag op de grond. [9]
Proces-verbaal van waarneming beelden
De buurman van [adres] heeft aan de voorkant van zijn woning een camera hangen
die gericht is op de [adres] . De [winkel] , gelegen aan de [adres] , heeft camera's rondom het pand hangen.
Waarnemingen: op vrijdag 18 september 2020, werden de beschikbaar gestelde opnamen door mij, verbalisant, bekeken. De opnamen bleken in kleur te zijn geregistreerd.
Door mij werd het navolgende bevonden:
1/9/2020 13:45: De verdachte komt over de stoep in beeld fietsen, uit de zijde van de Waterlinieweg.
- man
- licht getint
- zwarte pet, wit logo
- zwarte jas
-wit shirt
- blauwe broek [10]
-zwarte schoenen, witte zool
- zwarte fiets, dubbelbuis frame, groene banden, witte bigshopper van de Action voor op de fiets.
1/9/2020, 13:45:30: De verdachte is afgestapt van zijn fiets en loopt naar de voordeur van [adres] . Waarna hij terug naar zijn fiets loopt, om zich heen kijkt en dan
weer op de fiets stapt en wegrijd in de richting van de Waterlinieweg.
1/9/2020 13:45:30: Screenshot van de verdachte
1/9/2020 14:00: De verdachte zet zijn fiets neer op de parkeerplaats van de [winkel] . De verdachte heeft inmiddels geen pet meer op.
1/9/2020 14:00:19: De verdachte heeft de action tas van zijn fiets gepakt en loopt de
bosjes in richting de achtertuinen van de woningen. Dit is ter hoogt van perceel [nummer] .
1/9/2020 14:21 De verdachte komt uit de bosjes, stapt op zijn fiets en fietst weer weg. De verdachte heeft een donkere sporttas aan het stuur hangen die bol staat. [11]
Proces-verbaal van bevindingen betreft herkenning verdachte
Op vrijdag 4 september zag ik een briefingsitem met een foto van een verdachte van
een woninginbraak van wie de herkenning werd verzocht. Eveneens zijn er bewegende camerabeelden beschikbaar die ik uitvoerig heb bekeken en bestudeerd. De kwaliteit van deze camerabeelden is zeer scherp, helder en van een goede kwaliteit, de woninginbraak vond plaats op dinsdag 1 september 2020 op het adres [adres] te [woonplaats] .
Na het zien van de foto en de bewegende camerabeelden herkende ik de verdachte
onmiddellijk en voor honderd procent als:
[verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Ik herken de verdachte aan zijn lange, magere lichaamslengte en zijn typische loopje
dat ik als "verend" zou willen omschrijven. Ik herken de verdachte aan zijn ingevallen wangen en scherpe, opvallende jukbeenderen, ik herken de verdachte aan zijn karakteristieke "priemende" blik in zijn ogen. Ik herken de verdachte aan zijn lange, geprononceerde neus die uitloopt in brede neusvleugels en bollend op het punt van zijn neus. Ik herken de verdachte aan zijn meerdaagse baardgroei. Ik herken de verdachte aan zijn voorovergebogen lichaamshouding. Ik herken de verdachte aan zijn grote oren met "bloemkool-tekening." Ik herken de verdachte aan zijn brede volle onderlip. Ik herken de verdachte aan de diepe plooi of groef die aan beide zijden loopt tussen zijn neus en mond.
Op woensdag 2 september 2020 vond een woninginbraak plaats op het adres [adres]
te [woonplaats] . In deze zaak maakte ik eveneens een herkenning van de
voornoemde verdachte op. Bij beide inbraken zijn er opvallende details. De verdachte draagt namelijk identieke zwarte sportschoenen met vrede witte zool, die hij overigens ook droeg bij een woninginbraak op vrijdag 21 augustus 2020 bij een woninginbraak op het adres [adres] te [woonplaats] .
Bij de inbraken op 1 en 2 september 2020 droeg de verdachte een identieke blauwkleurige broek. In beide zaken verplaatste hij zich op een identieke herenfiets met opvallende groenkleurige voorband en een dubbel buisframe. Op het zadel bevindt zich in beide zaken een witte plastic tas of zadelhoes op het fietszadel. In beide zaken heeft de verdachte een witte big shopper tas van de Action bij zich. Deze is aan de voorzijde op een fietsrekje geplaatst.
Ik ken deze verdachte van mijn dienstverrichting in het centrum van de gemeente
Utrecht en met name in de omgeving van het Griftpark waar ik hem vaker heb gezien,
ook heb ik eerder onderzoek ingesteld naar deze verdachte. [12]
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 5, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte ontkent degene te zijn die op de camerabeelden staat. De rechtbank volgt dat niet. Allereerst is daarbij van belang dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De beelden zijn voldoende helder en scherp en er zijn voldoende specifieke kenmerken van de te herkennen persoon op zichtbaar, zoals zijn kleding, zijn schoenen en zijn gezicht. Verder is van belang dat verdachte op de camerabeelden door een verbalisant is herkend. De verbalisant omschrijft in het proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning van verdachte uitvoerig waaraan hij verdachte herkent. De rechtbank acht de herkenning die op basis van deze camerabeelden is gerelateerd betrouwbaar.
Feit 7
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] . [13]
Feit 9
Proces-verbaal aangifte van [aangever 5]
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning, welke gelegen is aan de [adres] perceelnummer [nummer] te [woonplaats] . Op dinsdag 10 november 2020, omstreeks 12:55 uur, verliet ik mijn woning op bovengenoemd adres. Ik ging naar Amersfoort toe om mijn dochter op te halen en kwam omstreeks 14:50 uur weer thuis met haar. Toen ik samen met mijn dochter in de hal van mijn woning stond, hoorde ik gerommel. Ik ben daarop halverwege de trap gaan staan, welke naar beneden liep. Daarop ben ik samen met mijn dochter naar beneden gelopen en ontdekte ik dat er ingebroken was.
Ik zag dat de tuindeuren van mijn slaapkamer openstonden en dat er glas op de grond
lag. Ik zag ook dat van één (1) van de tuindeuren, het glas kapot was. [14] Ik bemerkte echter later dat er toch meerdere goederen waren weggenomen uit de slaapkamers. Dit
betroffen de volgende goederen: Apple ipad, horloge van het merk Fossil, horloge van het merk Orient, horloge van het merk Junghans en een gouden armband. [15]
Proces-verbaal van bevindingen
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , ter plaatse kwam, ben ik naar de achterzijde van de woning gelopen. Ik zag dat de woning een rijtjeswoning betrof en dat men alleen bij de achtertuin kon komen, door een hofje aan de achterzijde van de straat in te lopen. Dit hofje is tussen bepaalde tijdstippen, in de avond, verboden om te betreden. Dit hofje is overdag wel toegankelijk maar ligt uit het zicht en tegen een spoorlijn aan. Dit hofje wordt gebruikt als toegang tot de achtertuinen van de bewoners van de [adres] .
Na het opnemen van de aangifte, voerde ik een buurtonderzoek uit. Ik liep het hofje
aan de achterzijde van woning uit en kwam daar langs perceelnummer [nummer] . Ik zag dat dit
een grote hoekwoning betrof, welke een camerabol aan de zijkant van de woning had
hangen. Ik concludeerde dat de verdachte hierop te zien kon zijn, omdat zich hier de
enige in- en uitgang van het hofje bevond. Ik sprak de bewoner van perceelnummer [nummer]
en hoorde dat de camera beelden opneemt. Omstreeks 16:00 uur, diezelfde dag, werd ik gebeld door de bewoner van de [adres] perceelnummer [nummer] . Ik hoorde dat hij de camerabeelden had bekeken en dat hier een man op te zien was, welke omstreeks 14:52 uur, door het beeld fietst. Het tijdstip van de inbraak lag rond 14:50 uur, dus ik deelde de man mede dat ik de [16] camerabeelden graag wilde hebben. Toen ik deze later vrijwillig van de bewoner ontving en deze op het politiebureau bekeek, zag ik dat er omstreeks 14:52 uur een
man door het beeld fietste welke voldeed aan het signalement:
- Man
- Licht getinte huidskleur
- Zwart haar
- Bovenop het hoofd kaal en aan de zijkant haar
- Lichte baard
- Droeg zwarte sportschoenen van het merk Adidas
- Droeg een donkere dan wel blauwe jas
- Droeg een blauwe spijkerbroek
Ik zag ook op de camerabeelden, dat de man op een donkere fiets reed. Ik zag dat de
fiets een rekje voorop had en dat het een herenfiets betrof met dubbele stangen.
Aan dit proces verbaal van bevindingen, voeg ik twee foto's toe welke ik nam van de camerabeelden, waarop de man te zien is welke door het camerabeeld fietst ten tijde van de inbraak. [17]
Proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning verdachte
Op dinsdag 10 november 2020 zag ik een aandachtsvestiging van mijn collega [verbalisant 2]
. Bij deze aandachtsvestiging zijn twee foto's als bijlage toegevoegd.
Bij het zien van de foto's van de verdachte herkende ik deze onmiddellijk en voor
honderd procent als:
[verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Ik heb in de maand augustus 2020 onderzoek naar deze verdachte verricht. Vanaf deze maand is de verdachte in beeld gekomen en als verdachte aangemerkt in een aanzienlijk aantal woninginbraken in de stad en provincie van Utrecht. Het is mij ambtshalve bekend dat het Woninginbrakenteam van de districtsrecherche een dossier heeft opgebouwd tegen deze verdachte waarin momenteel 15 (vijftien) zaken zijn opgenomen. In dit dossier heb ik een aantal herkenningen opgemaakt van deze verdachte. De verdachte draagt op de foto's in de bij gevoegde bijlagen aan dit proces verbaal sportschoenen zwart van kleur met een brede witte zool en drie witte strepen van het merk Adidas. In het voornoemde dossier van het Woninginbrakenteam bevinden zich meerdere foto's uit verschillende zaken waarin de verdachte identieke schoenen draagt. Ik herken de verdachte verder aan zijn zwarte haar en de kale kruin bovenop zijn schedel. Ik herken de verdachte verder aan zijn donkere zwarte wenkbrauwen, ik herkende verdachte aan zijn enigszins slungelige postuur. Ik herken de verdachte aan zijn stoppelige baardgroei. Ik voeg als bijlage een foto van de verdachte toe uit de bevragingsindex van de Nationale Politie. [18]
Proces-verbaal van bevindingen
Op dinsdag 11 november kreeg ik, [verbalisant 3] als hoofdagent van politie Midden-Nederland, het verzoek van [verbalisant 2] van Politie eenheid Utrecht-Centrum een aantal foto’s te bekijken. De foto's, welke ik vervolgens bekeek, waren afkomstig van camerabeelden vanuit de omgeving waar de inbraak had plaatsgevonden. Op de foto's herkende ik één man als zijnde een mij ambtshalve bekende uit mijn werkgebied Utrecht-centrum. De man zie ik regelmatig tijdens de uitvoering van mijn dienst. Tevens is het mij ambtshalve bekend dat deze man zeer veel antecedenten heeft op het gebied van woninginbraken. Zo herkende ik voor de volle 100% op alle foto's [verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Signalement [verdachte] :
- 40 tot 50 jaar oud
- Licht getinte huidskleur
- Dun postuur
- Onverzorgd uiterlijk
- Ongeveer 1.80/190 meter lang
- Smal gezicht
- zwarte haar en de kale kruin op zijn hoofd
- stoppelige baardgroei
Tevens is het mij ambtshalve bekend dat de fiets op de foto in het bezit is bij [verdachte] . Kenmerken fiets: Dubbele stang, zwart van kleur, bagagerek voorop. [19]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 9, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte ontkent degene te zijn die op de camerabeelden staat. De rechtbank volgt dat niet. Allereerst is daarbij van belang dat de foto’s die van de camerabeelden zijn gemaakt van voldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De foto’s zijn voldoende helder en scherp en er zijn voldoende specifieke kenmerken van de te herkennen persoon op zichtbaar, zoals zijn kleding, zijn schoenen en zijn gezicht. Verder is van belang dat verdachte op de foto’s door twee verbalisanten is herkend. De verbalisanten hebben eerder met verdachte te maken gehad en omschrijven in de processen-verbaal betreffende herkenning van verdachte uitvoerig waaraan zij verdachte herkennen. De rechtbank acht de herkenning die op basis van deze camerabeelden is gerelateerd betrouwbaar. Verder acht de rechtbank van belang dat het tijdstip van inbraak rond 14:50 uur lag en dat verdachte omstreeks 14:52 uur bij de enige in- en uitgang van het hofje was dat toegang gaf tot de achtertuinen van de bewoners van de [adres] . Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er nog meer personen zijn gezien rond dat tijdstip. De rechtbank is er om die reden van overtuigd dat het niet anders kan zijn dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd.
Feit 10
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] . [20]
Feiten 12 en 13
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3]
"Ik kwam vandaag zaterdag 28 november 2020 omstreeks 14.15 uur thuis bij onze woning
aan de [adres] in [woonplaats] .
Ik zag dat er braakschade was aan het raam. Dit was waarschijnlijk door een
schroevendraaier gebeurd die tussen de sponning was gezet. Ook zag ik dat er aan de keukendeur braakschade zat wat ook met een schroevendraaier was gedaan. De keukendeur ging niet open, die was nog op slot. Maar bij het raam bleek het slot wel te zijn geforceerd.
Toen ik boven was ging de slaapkamerdeur open en kwam de inbreker naar buiten.
De inbreker wilde weg via de trap, maar ik stond in zijn weg. Ik zag dat hij een schroevendraaier pakte vanuit zijn heup. Hij dreigde mij daarmee. [21] Ik kan me niet herinneren of hij daarbij iets heeft gezegd maar hij wees duidelijk met de schroevendraaier naar mij toe en dit kwam bedreigend over op mij.
Ik heb hem de trap af laten lopen naar beneden en toen hij halverwege was op de trap
ben ik op hem gesprongen. We vielen toen met zijn drieën naar beneden. Ik kwam er toen pas achter dat de inbreker tussen mij en mijn vrouw inlag geklemd. Ik merkte dat hij weer een schroevendraaier pakte toen hij tussen ons in geklemd zat. Ik hoorde dat hij zei dat hij nu geweld moest gaan gebruiken en daarom heb ik hem los gelaten. Toen kwam hij vrij uit de kluwen. Hij liep daarna achteruit de kamer in en hield een schroevendraaier in zijn hand en dreigde hiermee naar mij en mijn vrouw.
Via de keukendeur ben ik achter hem aangelopen en toen hij de poort uitliep heb ik
hem misschien een zet gegeven. Ik zag dat de buurman, [slachtoffer 2] , langs liep met zijn
fiets aan zijn hand. De inbreker liep naar het gangpad achter de woningen en ik zag dat hij daar een fiets had staan. Ik zag dat mijn buurman zijn fiets voor de fiets van de inbreker zette om hem de doorgang te barricaderen. Ik zag dat de inbreker toch zijn fiets erdoor wist
te duwen. Ik zag wel meerdere keren dat de inbreker een schroevendraaier voor zich hield en
naar ons dreigde om weg te komen denk ik. Uiteindelijk lukte het hem om weg te komen en fietste de inbreker weg. Ik hoorde van mijn buurman dat de inbreker de schroevendraaier ook op zijn borst heeft gezet. Ik heb dat niet zelf gezien. Ik zag nog wel kans om twee foto's te maken met mobiele telefoon toen mijn buurman de inbreker geblokkeerd werd.
De inbreker is niet agressief naar mij of mijn vrouw geweest, hij heeft geen fysiek
geweld gebruikt alleen maar gedreigd hiermee. [22]
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4]
Ik zag een schroevendraaier op de grond liggen met een rood of oranje handvat, het
was een vrij grote schroevendraaier. Ik hoorde dat de inbreker zei: "Daag me niet
uit". [23]
Eigen waarneming van de rechtbank tijdens de terechtzitting van 30 juni 2021
Ter terechtzitting heeft de rechtbank gewezen op één van de door aangever gemaakte foto’s van verdachte, te vinden op pagina 381 van het proces-verbaal. Daarop is te zien dat verdachte een schroevendraaier in zijn hand heeft.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021
Ik kan me de inbraak aan de [adres] te [woonplaats] herinneren. Ik ben betrapt door die mensen. Ik wilde wegkomen. We zijn samen van de trap gevallen. Zijn vrouw zat ertussen. Ik heb de fiets gepakt en ik ben er vandoor gegaan. Ik ben niet echt een persoon die geweld gebruikt. Het gaat mij gewoon echt om het stelen.
Ik heb de schroevendraaier gebruikt om de woning in te komen. Daarna heb ik de schroevendraaier in de tas gedaan.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2]
Op zaterdag 28 november 2020 omstreeks 14.20 uur verliet ik mijn woning op mijn fiets
ik reed linksaf mijn poort uit. Ik zag mijn buren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , wonende op de [adres] te [woonplaats] , hun woning uitrennen en hoorde hen roepen: " [slachtoffer 2] , houdt hem tegen, hij heeft ingebroken". Ik zag een man hun tuindeur uitrennen en naar een
fiets lopen die op de hoek van de poort die uitkomt op de [straat] stond. Ik zag dat hij met zijn linkerhand met de schroevendraaier een stekende beweging maakte richting mijn borst. Ik zag en voelde dat de punt van de schroevendraaier mij ter hoogte van mijn hart raakte.
Bewijsoverweging
Uit het voorgaande volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 12, te weten poging diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte heeft dat bekend maar heeft ontkend richting [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedreigd te hebben met een schroevendraaier. Ook heeft verdachte ontkend dreigende woorden te hebben gebruikt. De rechtbank volgt verdachte daarin niet en wijst op de verklaring van aangever en van de getuige waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte hen bedreigd met een schroevendraaier en tevens de dreigende woorden heeft geuit: ‘nu moet ik geweld gaan gebruiken’ en ‘daag me niet uit’. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 13, te weten bedreiging van [slachtoffer 2] . Uitsluitend de aangever heeft verklaard dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt met de schroevendraaier en hem daarbij heeft geraakt. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de bewijsmiddelen die betrekking hebben op feit 12. Verdachte had namelijk een schroevendraaier in zijn hand, heeft daar kort daarvoor mee gedreigd jegens aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (feit 12) en bij de confrontatie met [slachtoffer 2] had hij de schroevendraaier nog steeds vast. De rechtbank ziet hierin voldoende (steun)bewijs dat verdachte de schroevendraaier daadwerkelijk richting aangever [slachtoffer 2] heeft gebracht en daarmee in contact is gekomen met de borst van die [slachtoffer 2] .
Feit 14
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] . [24]
Feit 15
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] . [25]
Feit 16
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] . [26]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/308473-20
1
op 21 augustus 2020 te [woonplaats] (in/uit een woning gelegen aan de [adres] )
- een laptop merk: Hewlett Packard en
- een hoeveelheid contant geld ongeveer; 700 euro en
- earpods merk: Apple en
- een set transportboeien
toebehorende aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 1 augustus 2020 te [woonplaats] uit een woning gelegen aan [adres]
- een laptop met oplader merk: HP en
- een muis merk: Logitech en
- een keyboard merk: Logitech en
- een mobiele telefoon met oplader merk: Apple en
- een creditcard en
- een laptop merk: Acer met oplader en
- een spiegelreflexcamera merk: Olympus met (bijhorende) tas en oplader en
- een videocamera merk: Denver en
- een horloge merk: Pulsar,
toebehorende aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5
op 1 september 2020 te [woonplaats] , uit een woning gelegen aan de [adres] , een laptop (macbook) en een playstation en playstation spelletjes en een headset en een fotocamera (met bijbehorende tas en lenzen), toebehorende aan [aangever 3] en [B] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
7
op 2 september 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres] ,
- één of meerdere broches en
- één of meerdere gouden/zilveren ringen en
- één of meerdere gouden oorbellen en
- een parelketting en
- één of meerdere armbanden
toebehoorde aan [aangever 4] en [C] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
9
op 10 november 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres]
- een ipad merk: Apple en
- een smartwach merk: Fossil en
- één of meerdere horloges merk: Orient/Junghans en
- een gouden armband,
toebehorende aan [aangever 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
10
op 15 oktober 2020 te [woonplaats] gemeente Utrecht, uit een woning gelegen aan de [adres]
- een laptop merk; Apple en
- een antieke zilveren miniatuur brandewijnskom en kannetje en theebus en
- een antiek zilveren tuitzeef en
- één of meerdere antiek zilveren zoutvaatjes (Louis Quinze) en
- één of meerdere antiek zilveren zoutlepeltjes en
- een antieke zilveren brillenkoker en
- een antieke zilveren suikerstrooivaas met bijbehorende mosterdpot en
mosterdlepels en
- één of meerdere antieke zilveren suikerstrooilepels en
- een antieke zilveren gemberschep en
- een antieke zilveren theepot,
toebehorende aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
12
op 28 november 2020 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen, goederen/geld van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, immers heeft hij
- zich voorzien van een schroevendraaier, en
- zich begeven naar voormelde woning, en
- een raam aan de achterzijde van voormelde woning opengebroken en
- voormelde woning doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- één of meerdere malen met een schroevendraaier dreigend in de richting van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gewezen en
- daarbij die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd 'nu moet ik geweld gaan
gebruiken' en 'daag me niet uit' ;
13
op 28 november 2020 te [woonplaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling,
door éénmaal met een schroevendraaier tegen de borst van die voornoemde [slachtoffer 2] aan te drukken en een stekende beweging te maken in de richting van die [slachtoffer 2] ;
14
op 22 november 2020 te [woonplaats] in/uit een woning gelegen aan de [adres]
een laptop thinkpad en één of meerdere (trouw)ringen en oorbellen toebehorende aan [aangever 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te
nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
15
op 1 januari 2021 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, uit een woning gelegen aan de [adres]
- een laptop merk; HP en
- een beeldscherm en
- één of meerdere (gouden) kettingen en
- een horloge en
- een gouden schakelarmband en
- een gouden ring,
toebehorende aan [aangever 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
16
op 8 december 2020 te Utrecht, uit een woning aan de [adres] een laptop chromebook en oplader en contant geld ongeveer 300 euro en een geluidsbox toebehorende aan [aangever 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, 2, 5, 7, 9, 10, 14, 15 en 16: telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 12:
poging diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 13:
bedreiging met zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte: hij is tot ongewenst vreemdeling verklaard en kan niet terugkeren naar Marokko aangezien dat land niet meewerkt aan de terugkeer van vreemdelingen. Verder beschikt verdachte niet over enig inkomen en kan daarover ook niet beschikken vanwege zijn illegale status. Om te overleven zag verdachte daarom weinig andere mogelijkheden om de strafbare feiten te plegen. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden dat verdacht door zijn illegale status tijdens zijn detentie niet in aanmerking komt voor fasering en voorwaardelijke invrijheidsstelling. Tot slot heeft de raadsvrouw verwezen naar vergelijkbare zaken waarin lagere straffen zijn opgelegd dan geëist door de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen met braak uit woningen, één poging daartoe met bedreiging van geweld en aan bedreiging met zware mishandeling. Verdachte heeft, nadat hij op 13 mei 2020 is ontslagen uit detentie na een ISD traject, gedurende een kleine 7 maanden een strooptocht gehouden langs woningen op zoek naar goederen van waarde. Inbraken veroorzaken bij de bewoners materiële schade en overlast en onrust voor omwonenden en in de maatschappij in het algemeen. Daarnaast veroorzaakt een inbraak in een woning vooral ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid en privacy van de bewoners. De ervaring leert dat mensen zich nog lange tijd nadat er in hun woning is ingebroken thuis onveilig voelen. Dit blijkt ook uit enkele schadeformulieren die door de benadeelde partijen zijn ingediend. De rechtbank rekent voorts verdachte aan dat hij niet schroomt om te dreigen met geweld als hij betrapt wordt. Ook dat zorgt er voor dat mensen zich onveilig voelen.
De persoon van de verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder vele malen (onherroepelijk) is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder meermalen ter zake van (poging) diefstal met braak. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de brief van de reclassering van 4 februari 2021, waaruit volgt dat verdachte een vreemdelingenstatus heeft met als gevolg dat verdachte geen recht heeft op voorzieningen en verblijf in Nederland. De reclassering kan dan ook niets betekenen voor verdachte.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een inbraak in een woning geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden onvoorwaardelijk. In geval van veelvuldige recidive, zoals gezien het strafblad van verdachte hier aan de orde is, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden onvoorwaardelijk per inbraak. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negenmaal een inbraak in een woning plus een poging woninginbraak, waarvoor een iets lagere straf als uitgangspunt geldt.
Gelet op het voorgaande zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 tot 5 jaren passend en geboden zijn voor uitsluitend de (pogingen) woninginbraken. Tegen deze achtergrond en gelet op de veelvuldige recidive in korte tijd, acht de rechtbank geen andere straf passend en geboden dan een gevangenisstraf.
De rechtbank kiest er in het voordeel van verdachte voor om een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren op te leggen. Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank van de eis af. Van belang is voorts dat verdachte illegaal in Nederland verblijft en hij naar de huidige stand van zaken naar alle waarschijnlijkheid niet zal (kunnen) terugkeren naar Marokko. Weliswaar zou verdachte theoretisch in aanmerking kunnen komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling, maar praktisch gezien zal dat, gelet op zijn illegale status, niet geëffectueerd worden.
De rechtbank is – al hetgeen hiervoor in overweging nemend en gegeven de vrijspraken – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, een passende en geboden straf vormt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 1] , [B] , [aangever 3] , [aangever 5] , [benadeelde 3] , [aangever 9] , [aangever 10] en [benadeelde 1] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
[aangever 1] vordert een bedrag van € 185,64 geheel bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 1 ten laste gelegde feit.
[B] vordert een bedrag van € 1776,99 geheel bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 5 ten laste gelegde feit.
[aangever 3] vordert een bedrag van € 1234,02, geheel bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 5 ten laste gelegde feit.
[aangever 5] vordert een bedrag van € 1858,22 (waarvan een bedrag van € 197,70 reeds is vergoed door de verzekering), geheel bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 9 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 50,-, geheel bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 11 ten laste gelegde feit.
[aangever 9] verzoekt een vergoeding voor immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 15 ten laste gelegde feit, maar vermeldt daarbij geen bedrag.
[aangever 10] vordert een bedrag van € 300,-, geheel bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder 16 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] vordert een bedrag van € 435,-, bestaande uit € 35,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/099349-21 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [aangever 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vorderingen van [B] en [aangever 3] heeft de raadsvrouw zich primair, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat die niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om die vorderingen sterk te matigen gelet op de afschrijfwaarde van de opgegeven goederen. Ten aanzien van [B] ontbreekt een aantal aankoopbewijzen zodat de vordering op dat punt onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de vordering van [aangever 5] heeft de raadsvrouw primair verzocht om die niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich ten aanzien van de aanschaf van de beveiligingscamera’s (€ 497,-) op het standpunt gesteld dat die in onvoldoende verband staan met het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] heeft de raadsvrouw primair verzocht om die niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair omdat niet is onderbouwd dat er sprake is van een aantasting in de persoon. Ten aanzien van de vordering van [aangever 9] heeft de raadsvrouw erop gewezen dat er geen bedrag is opgegeven, zodat er geen sprake is van een vordering benadeelde partij. Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] primair verzocht om die niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair omdat niet is onderbouwd dat er sprake is van een aantasting in de persoon.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 3] en [benadeelde 1]
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering nu verdachte van die ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[aangever 1]
Door de verdediging is niet betwist dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 185,64. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[aangever 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 185,64, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[B]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit 5 rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende materiële posten voor vergoeding in aanmerking komen:
Headset (koptelefoon): € 18,-
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 89,99 gevraagd. De benadeelde partij heeft een bon bijgevoegd waaruit blijkt dat de headset op 1 mei 2016 is aangeschaft voor € 89,99. Gelet op het feit dat de headset op 1 mei 2016 is aangeschaft zal de rechtbank voor het vaststellen van de dagwaarde rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, na het eerste jaar, zodat een bedrag van € 18,- zal worden toegewezen.
Fotocamera: € 127,84
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 639,- gevraagd. De benadeelde partij heeft een bon bijgevoegd waaruit blijkt dat de fotocamera op 5 april 2010 is aangeschaft voor
€ 639,20. Gelet op het feit dat de fotocamera op 5 april 2010 is aangeschaft zal de rechtbank voor het vaststellen van de dagwaarde rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, na het eerste jaar, met een restwaarde van 20%, zodat een bedrag van € 127,84 zal worden toegewezen.
Cameralens: € 79,80
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 399,- gevraagd. De benadeelde partij heeft een bon bijgevoegd waaruit blijkt dat de lens op 9 april 2010 is aangeschaft voor
€ 399. Gelet op het feit dat de cameralens op 9 april 2010 is aangeschaft zal de rechtbank voor het vaststellen van de dagwaarde rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, na het eerste jaar, met een restwaarde van 20%, zodat een bedrag van € 79,80 zal worden toegewezen.
Playstation: € 179,40
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 299,- gevraagd. De benadeelde partij heeft een afschrift van zijn bankrekening bijgevoegd waaruit blijkt dat de playstation op 8 augustus 2018 is aangeschaft voor € 299. Gelet op het feit dat de playstation op 8 augustus 2018 is aangeschaft zal de rechtbank voor het vaststellen van de dagwaarde rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, na het eerste jaar, zodat een bedrag van
€ 179,40 zal worden toegewezen.
Cameratas: € 20,-
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 100,- gevraagd. Hoewel deze schadepost niet is onderbouwd door middel van een bon of andere stukken, is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat deze schade is geleden en daarom voor een deel voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank gaat er, mede omdat de benadeelde partij bij de posten die hij wel onderbouwt steeds de nieuwwaarde opgeeft, vanuit dat ook ten aanzien van de cameratas de nieuwwaarde is opgegeven. De rechtbank houdt er rekening mee dat de cameratas meer dan 5 jaren oud was op het moment dat die door verdachte is weggenomen. Dat betekent dat de rechtbank een bedrag van € 20,- als restwaarde zal toewijzen.
Cameralens: € 50,-
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 250,- gevraagd. Hoewel deze schadepost niet is onderbouwd door middel van een bon of andere stukken, is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat deze schade is geleden en daarom voor een deel voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank gaat er, mede omdat de benadeelde partij bij de posten die hij wel onderbouwt steeds de nieuwwaarde opgeeft, vanuit dat ook ten aanzien van de cameralens de nieuwwaarde is opgegeven. De rechtbank houdt er rekening mee dat de cameralens meer dan 5 jaren oud was op het moment dat die door verdachte weggenomen werd. Dat betekent dat de rechtbank een bedrag van € 50,- als restwaarde zal toewijzen.
Totaal: € 475,04, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling. De benadeelde zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[B] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 475,04,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[aangever 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit 5 rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag.
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 1.234,02,- gevraagd voor een laptop. De kosten zijn voldoende onderbouwd door een bon bij het verzoek tot schadevergoeding. Gelet op het feit dat de laptop in augustus 2014 is aangeschaft zal de rechtbank voor het vaststellen van de dagwaarde rekening houden met een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, na het eerste jaar, met een restwaarde van 20%, zodat een bedrag van € 246,80 zal worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[aangever 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 246,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[aangever 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit 9 rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag.
De benadeelde partij heeft in totaal (uiteindelijk) een bedrag van € 1.660,52 gevorderd, bestaande uit braakschade en vergoeding van het eigen risico van de inboedelverzekering ten bedrage van € 1.163,52,- en het installeren van camera’s ten bedrage van € 497,-. Het door de verzekeraar vergoede bedrag van € 197,70 is hierop reeds in mindering gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de schadepost van € 1.163,52 voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank wijst dan ook een bedrag van € 1.163,52 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige voldoening. Ter zake van het installeren van de camera’s is de rechtbank van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan van het bewezen verklaarde feit en dus geen rechtstreekse schade vormen. De rechtbank zal de vordering voor dat deel dan ook afwijzen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.163,52, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[aangever 9]
De benadeelde partij heeft uitsluitend immateriële schade gevorderd. Ingevolge artikel 106 lid 1 sub b van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde recht heeft op vergoeding van immateriële schade indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Nu in dit geval geen sprake is van lichamelijk letsel of van schending van de eer of goede naam, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in zijn persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat voor de beantwoording van die vraag voldoende concrete gegevens moeten worden aangevoerd om te kunnen vaststellen of sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De benadeelde partij heeft, anders dan zijn eigen verklaring, geen rapportage door een deskundige of andere concrete gegevens aangevoerd. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de impact die de woninginbraak op de benadeelde partij heeft gehad en nog steeds heeft, kan de rechtbank op grond van het voorgaande niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit heeft tot gevolg dat de vraag of sprake is van een andere aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW ontkennend moet worden beantwoord. Nader onderzoek naar deze vraag, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[aangever 10]
Door de verdediging is niet betwist dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit 16 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 300,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[aangever 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van alle benadeelde partijen
Verdachte zal verder worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16/308473-20 onder feit 3 (primair en subsidiair), feit 4, feit 6, feit 8 en feit 11 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16/099349-21 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16/142268-20 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[aangever 1]
  • wijst de vordering van [aangever 1] geheel toe tot een bedrag van € 185,64;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 185,64 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[B]
- wijst de vordering van [B] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 475,04;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [B] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering
en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke
rechter; - legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 475,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[aangever 3]
- wijst de vordering van [aangever 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 246,80;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat
€ 246,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[aangever 5]
- wijst de vordering van [aangever 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.163,52;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [aangever 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 5] aan de Staat
€ 1.163,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[aangever 9]
- verklaart [aangever 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[aangever 10]
- wijst de vordering van [aangever 10] geheel toe tot een bedrag van € 300,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 10] aan de Staat € 300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 1]
- verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en
H.E. Spruit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.V.S. Adriaanse, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2021.
Mr. H.E. Spruit is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/308473-20
1
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland (in/uit een woning
gelegen aan de [adres] )
- een laptop (merk: Hewlett Packard) en/of
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer; 700 euro) en/of
- earpods (merk: Apple) en/of
- een set transportboeien, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland (in/uit een woning
gelegen aan [adres] )
- een een laptop met oplader (merk: HP) en/of
- een muis (merk: Logitech) en/of
- een keyboard (merk: Logitech) en/of
- een mobiele telefoon met oplader (merk: Apple) en/of
- een creditcard en/of
- een laptop (merk: Acer) met oplader en/of
- een spiegelreflexcamera (merk: Olympus) met (bijhorende) tas en oplader en/of
- een videocamera (merk: Denver) en/of
- een horloge (merk: Pulsar), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 2] en/of [naam] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Ipad en/of contant geld (tien euro) en/of een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of insluiping/inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een Ipad en/of contant geld (tien euro) en/of een pinpas, althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te [woonplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas van die [benadeelde 2] ;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 1 september 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres] ,
een laptop (macbook) en/of een playstation en/of (playstation) spelletjes en/of een headset en/of een fotocamera (met bijbehorende tas en lenzen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op of omstreeks 13 september 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres] ,
een portemonnee en/of één of meerdere bankpassen en/of een hoeveelheid contant geld (110
euro) en/of een tankpas en/of een rijbewijs en/of een creditcard, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [D] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
7
hij op of omstreeks 2 september 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres] ,
- één of meerdere broches en/of
- één of meerdere (gouden/zilveren) ringen en/of
- één of meerdere (gouden) oorbellen en/of
- een parelketting en/of
- één of meerdere armbanden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 4] en/of [C] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
8
hij op of omstreeks 2 september 2020 te [woonplaats]
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
9
hij op of omstreeks 10 november 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland (in/uit een woning
gelegen aan de [adres] )
- een ipad (merk: Apple) en/of
- een smartwach (merk: Fossil) en/of
- één of meerdere horloges (merk: Orient/Junghans) en/of
- een (gouden) armband, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [aangever 5] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
10
hij op of omstreeks 15 oktober 2020 te [woonplaats] gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland (in/uit
een woning gelegen aan de [adres] )
- een laptop (merk; Apple) en/of
- een (antieke zilveren miniatuur) brandewijnskom en/of kannetje en/of theebus en/of
- een (antiek zilveren) tuitzeef en/of 4 van 5
- één of meerdere (antiek zilveren) zoutvaatjes (merk: Louis Quinze) en/of
- één of meerdere (antiek zilveren) zoutlepeltjes en/of
- een (antieke zilveren) brillenkoker en/of
- een (antieke zilveren) suikerstrooivaas met (bijbehorende) mosterdpot en (bijbehorende)
mosterdlepels en/of
- één of meerdere (antieke zilveren) suikerstrooilepels en/of
- een (antieke zilveren) gemberschep en/of
- een (antieke zilveren) theepot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 6] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
11
hij op of omstreeks 17 november 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [adres]
,
één of meerdere horloges (merk: cartier en/of edox en/of prisma) , in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
12
hij op of omstreeks 28 november 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen, goederen/goed/geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (verdachte) [verdachte] , waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, immers heeft hij
- zich voorzien van een schroevendraaier, en/of
- zich begeven naar voormelde woning, en/of
- een raam (aan de achterzijde) van voormelde woning opengebroken en/of verbroken en/of geforceerd, en/of
- voormelde woning doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- één of meerdere malen (met) een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gewezen en/of gehouden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd 'nu moet ik geweld gaan gebruiken' en/of 'daag me niet uit' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art. 46 Wetboek van Strafrecht)
13
hij op of omstreeks 28 november 2020 te [woonplaats]
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door één of meerdere malen (met) een schroevendraaier, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, tegen de borst van die voornoemde [slachtoffer 2] aan te drukken en/of stekende en/of
wijzende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 2] ;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
14
hij op of omstreeks 22 november 2020 te [woonplaats] in/uit een woning gelegen aan de [adres]
een laptop (thinkpad) en/of één of meerdere (trouw)ringen en/of oorbellen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 8] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
15
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, in/uit een woning gelegen aan de [adres] - een laptop (merk; HP) en/of
- een beeldscherm enof
- één of meerdere (gouden) kettingen en/of
- een (gouden) horloge en/of,
- een (gouden) schakelarmband en/of
- een (goeden) ring,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[aangever 9] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
16
hij op of omstreeks 8 december 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning aan de [adres]
een laptop (chromebook) en/of (bijbehorende) oplader en/of een hoeveelheid contant geld
(ongeveer 300 euro) en/of een geluidsbox en/of een koptelefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 10] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer: 16/099349-21
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland,
(in/uit een woning gelegen aan de [adres] )
- één of meerdere laptops (merk: Apple en/of Lenovo) en/of
- één of meerdere tablets (merk: Apple en/of Samsung) en/of
- één of meerdere mobiele telefoons (merk: Apple en/of Samsung) en/of
- een horloge en/of
- een geluidssysteem (type: home cinema set)(merk: Harman Kardon) en/of
- één of meerdere computerspellen (Nintendo) en/of
- een tondeuse en/of
- één of meerdere opladers en/of
- een fotocamera (merk: Sony) en/of
- een hoeveelheid (zilveren) sieraden en/of
- een hoeveelheid (gouden) sieraden, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van van braak, verbreking
en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer: 16/142268-20
hij op of omstreeks 9 december 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland (in/uit een woning
gelegen aan de [adres] )
- één of meerdere (gouden/zilveren) oorbellen (met parels/briljant) en/of
- één of meerdere (gouden) hangers (met briljant) en/of
- één of meerdere (gouden/parel/zilveren) kettingen en/of
- één of meerdere (gouden) ringen (met briljant) en/of
- één of meerdere (gouden) armbanden (met bloedkoraal) en/of
- één of meerdere sieraden van olifantshaar (met goud) en/of
- een (gouden) horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 oktober 2020, genummerd PL0900-2020295823 , opgemaakt door politie [Midden-Nederland], doorgenummerd 1 tot en met 525. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 21 augustus 2020, p. 11.
3.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 21 augustus 2020, p. 12.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangever van 22 augustus 2020, p. 15.
5.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 21 september 2020, p. 62.
6.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 3] van 9 september 2020, p. 130.
7.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 3] van 9 september 2020, p. 131.
8.Een bijlage goederen van 9 september 2020, p. 133 en 134.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 oktober 2020, p. 135.
10.Een proces-verbaal van 18 september 2020, p. 140.
11.Een proces-verbaal van 18 september 2020, p. 141.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2020, p. 143.
13.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 4] van 18 september 2020, p. 190.
14.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 5] van 12 november 2020, p. 309.
15.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 5] van 12 november 2020, p. 310.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2020, p. 317.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2020, p. 318.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2020, p. 324.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2020, p. 328.
20.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 6] van 15 oktober 2020, p. 332.
21.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 28 november 2020, p. 377.
22.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 28 november 2020, p. 378.
23.Een proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 4] van 28 november 2020, p. 404.
24.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 8] van 22 november 2020, p. 420.
25.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 9] van 1 januari 2021, p. 436.
26.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 10] van 8 december 2020, p. 477.