4.3Het oordeel van de rechtbank
Van de volgende feiten wordt verdachte vrijgesproken
Parketnummer 16/308473-20
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, de onder 3 (primair en subsidiair) en 4 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Feit 6
Voorts acht de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. Daarvoor is onvoldoende bewijs in het dossier. Het bewijs omvat uitsluitend de aangifte en camerabeelden van een verder gelegen woning waarop te zien is dat op 13 september 2020 een persoon, waarvan gezegd kan worden dat die lijkt op verdachte, in de buurt van die woning was. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het patroon van inbreken bij het door verdachte bekende feit 7 identiek is aan dat van feit 6, namelijk het vernielen van een raam om de woning te kunnen betreden en het gebruiken van steeds dezelfde fiets. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voor de verschillende feiten geen steun vinden in elkaar in de zin van schakelbewijs. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit. Aan dit criterium is niet voldaan omdat het vernielen van een raam en het gebruiken van een fiets zonder bijzondere kenmerken, onvoldoende onderscheidend zijn. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat het patroon van inbreken op essentiële punten zodanig belangrijke overeenkomsten vertoont dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte (ook) dit feit heeft gepleegd.
Feit 8
Voorts acht de rechtbank het onder 8 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te komen dient de verklaring van aangever voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal.
Naast de aangifte waarin [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte tegen hem heeft gezegd ‘ik steek je neer’, is er geen ander bewijsmiddel dat die aangifte ondersteunt. In het dossier bevinden zich geen verklaringen van getuigen, en de verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd.
Vanwege de samenhang van dit feit met dat van het door verdachte bekende feit 7, is zonder meer duidelijk dat verdachte met [slachtoffer 1] in een schermutseling terecht is gekomen. Verdachte probeerde naar eigen zeggen te vluchten, maar werd tegengehouden door [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het vervelend dat [slachtoffer 1] in die situatie terecht is gekomen, maar constateert, zonder daarbij te oordelen dat aangever niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat er zich onvoldoende (steun)bewijs in het dossier bevindt om aan de maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te kunnen voldoen.
Feit 11
De rechtbank acht het onder 11 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. Er is namelijk onvoldoende bewijs in het dossier.
Naast de aangifte is er een getuige die verklaart een persoon de woning in te zien klimmen en een aantal minuten later weer die woning te zien verlaten met iets roods in zijn handen. De getuige omschrijft die persoon, waarbij hij onder meer aangeeft dat het om een man gaat van ongeveer 40 jaar, met een getinte huid, zwarte haar met een duidelijk kale plek achter op het hoofd, een zwarte stoppelbaard, onverzorgd overkomen en een blauwe donsjas. Verder blijkt uit buurtonderzoek dat er op 2 december 2020 is gezien dat er door een man een fiets op de [adres] is gezet. Een foto van de fiets is door een verbalisant bekeken en die heeft verklaard dat hij op 18 november 2020 verdachte had gezien op een herenfiets. De verbalisant had daar een foto van. Door twee verbalisanten werd gezien dat de fiets, die was neergezet op de [straat] , voor 99% leek op de fiets waar verdachte eerder op gezien is. Tot slot is er een schoenafdrukspoor dat overeenkomt met de schoenafdrukspoor die gevonden is bij woningen waarvan verdachte heeft bekend daar te hebben ingebroken.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vermelde aanwijzingen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen. Het door de getuige opgegeven signalement is onvoldoende specifiek om als (overtuigend) bewijs te dienen dat verdachte degene is die het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het feit dat er op 2 december 2020 een fiets op de [adres] is neergezet, waarvan de verbalisanten verklaren dat die voor 99% lijkt op de fiets waar verdachte op 18 november 2020 is gezien, zegt niets over de betrokkenheid van verdachte bij dit op 17 november 2020 gepleegde feit. Ten aanzien van de schoenafdrukspoor kan blijkens het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek worden afgeleid, dat het profiel van deze schoen van dit type bestaat uit een soortgelijk profiel, als het profiel, of fragmenten daarvan, dat de schoensporen die zijn aangetroffen bij de woningen van feiten 1 en 12 vertonen. Het is niet uitgesloten, dat andere type schoenen van het merk Adidas delen van hetzelfde profiel bevatten. De schoensporen zijn vermoedelijk veroorzaakt met schoenen van het merk Adidas, type Nebula Zed. Deze schoenen zijn te verkrijgen met een bovenwerk in verschillende kleuren, zolen in verschillende kleuren en in verschillende maten. Door het ontbreken van de schoen is niet vast te stellen, dat de schoensporen door één paar schoenen, dan wel dezelfde schoen is veroorzaakt. Voor een dergelijk onderzoek zal een schoen noodzakelijk zijn, aldus het proces-verbaal. Uit het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat de aangetroffen schoensporen afkomstig zijn van schoenen die door de verdachte zijn gedragen. Ook bij dit feit ziet de rechtbank, gelijk aan de motivering onder feit 6, onvoldoende onderscheidende kenmerken in het patroon van inbreken om te kunnen concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte (ook) dit feit heeft gepleegd.
Parketnummer: 16/099349-21
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Bij het sporenonderzoek in de woning is er een petje veiliggesteld. Uit het NFI-rapport blijkt dat er op dat petje een afgeleid DNA-hoofdprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
De vraag die voorligt is of bovenstaande voldoende is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde woninginbraak. Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een petje dat in de woning is aangetroffen, betekent dat niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak in de woning heeft gepleegd. Een petje betreft immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat niemand anders dan verdachte dat petje heeft gedragen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de inbraak niet heeft gepleegd en dat hij een zwervend bestaan leidt en zijn spullen overal en nergens liggen. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop niet kan worden uitgesloten dat iemand anders het petje heeft meegenomen/gedragen tijdens de woninginbraak. Gezien het voorgaande, en de afwezigheid van andere bewijsmiddelen dan de aangifte, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Parketnummer: 16/142268-20
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Bij het sporenonderzoek in de woning is er een schroevendraaier veiliggesteld. Uit het NFI-rapport blijkt dat er op de desbetreffende schroevendraaier een afgeleid DNA-hoofdprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
De vraag die voorligt is of bovenstaande voldoende is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde woninginbraak. Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een schroevendraaier die mogelijk bij de inbraak is gebruikt, betekent dat niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak in de woning heeft gepleegd. Een schroevendraaier betreft immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier is terechtgekomen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de inbraak niet heeft gepleegd en dat hij een zwervend bestaan leidt en zijn spullen overal en nergens liggen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders de schroevendraaier heeft gebruikt tijdens de woninginbraak. Gezien het voorgaande, en de afwezigheid van andere bewijsmiddelen dan de aangifte, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
De volgende feiten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
Parketnummer 16/308473-20
Feit 1
Proces-verbaal aangifte van [aangever 1]
Op vrijdag 21 augustus 2020 kwam ik bij de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er in de woning was ingebroken. Er is een laptop en een bedrag van zo’n 700 euro weggenomen.Er is op drie plaatsen schade aan mijn woning. Dit betreft het bovenlichtje aan de voorzijde, het raampje in de schuur van de bijkeuken en het bovenlichtje op één hoog achter.
Proces-verbaal van verhoor aangever
Het merk van mijn gestolen laptop is van Hewlett Packard. Op deze laptop lagen twee paar Apple oortjes (EarPods met Lightning-connector). De oortjes zijn weggenomen. Ook is een setje transportboeien weggenomen.
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard:
Ik kan me dit herinneren. Ik heb de inbraak gepleegd op 21 augustus 2020 aan de [adres] te [woonplaats] . Ik geloof dat ik daar een laptop heb meegenomen.
Overweging:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. De rechtbank gaat, anders dan verdachte, uit van de juistheid van de verklaring van aangever dat er een bedrag van € 700,- (en niet € 350,-) én earpods zijn weggenomen.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] .
Feit 5
Proces-verbaal aangifte van [aangever 3]
Aangever doet mede namens [B] aangifte. Ik woon in een huurwoning gelegen op de [adres] te [woonplaats] .Op dinsdag 1 september 2020, omstreeks 16.15 uur, kwam ik thuis. Ik zag dat de playstation met spelletjes en de headset weggenomen was. Ik zag dat de Mac Book van de koelkast weggenomen was. In de keuken zag ik dat de schroeven van het scharnier van het bovenlicht, eruit geschroefd waren. Ik ben vervolgens naar de achtertuin gelopen. Ik zag dat een van de stoelen uit de achtertuin tegen de achterdeur was gezet, om zo bij het bovenlicht te kunnen komen. Vervolgens ben ik naar de eerste verdieping gelopen. Ik zag dat in de kast in Toms kamer, de cameratas met inhoud weggenomen was.In de bijlage goederen zijn enkele weggenomen goederen nader gespecificeerd. Daarin staat onder meer vermeld een fotocamera en twee fotolenzen.
Proces-verbaal van bevindingen, aanvullende verklaring aangever
Ik heb aangifte gedaan van de inbraak in de woning [adres] te [woonplaats] . In de
aangifte staat echter niet vermeld dat er bij de inbraak ook een donkerblauwe sporttas van het merk Nike is weggenomen. De in de tas aanwezige sportkleding is uit de tas gehaald
en lag op de grond.
Proces-verbaal van waarneming beelden
De buurman van [adres] heeft aan de voorkant van zijn woning een camera hangen
die gericht is op de [adres] . De [winkel] , gelegen aan de [adres] , heeft camera's rondom het pand hangen.
Waarnemingen: op vrijdag 18 september 2020, werden de beschikbaar gestelde opnamen door mij, verbalisant, bekeken. De opnamen bleken in kleur te zijn geregistreerd.
Door mij werd het navolgende bevonden:
1/9/2020 13:45: De verdachte komt over de stoep in beeld fietsen, uit de zijde van de Waterlinieweg.
- man
- licht getint
- zwarte pet, wit logo
- zwarte jas
-wit shirt
- blauwe broek
-zwarte schoenen, witte zool
- zwarte fiets, dubbelbuis frame, groene banden, witte bigshopper van de Action voor op de fiets.
1/9/2020, 13:45:30: De verdachte is afgestapt van zijn fiets en loopt naar de voordeur van [adres] . Waarna hij terug naar zijn fiets loopt, om zich heen kijkt en dan
weer op de fiets stapt en wegrijd in de richting van de Waterlinieweg.
1/9/2020 13:45:30: Screenshot van de verdachte
1/9/2020 14:00: De verdachte zet zijn fiets neer op de parkeerplaats van de [winkel] . De verdachte heeft inmiddels geen pet meer op.
1/9/2020 14:00:19: De verdachte heeft de action tas van zijn fiets gepakt en loopt de
bosjes in richting de achtertuinen van de woningen. Dit is ter hoogt van perceel [nummer] .
1/9/2020 14:21 De verdachte komt uit de bosjes, stapt op zijn fiets en fietst weer weg. De verdachte heeft een donkere sporttas aan het stuur hangen die bol staat.
Proces-verbaal van bevindingen betreft herkenning verdachte
Op vrijdag 4 september zag ik een briefingsitem met een foto van een verdachte van
een woninginbraak van wie de herkenning werd verzocht. Eveneens zijn er bewegende camerabeelden beschikbaar die ik uitvoerig heb bekeken en bestudeerd. De kwaliteit van deze camerabeelden is zeer scherp, helder en van een goede kwaliteit, de woninginbraak vond plaats op dinsdag 1 september 2020 op het adres [adres] te [woonplaats] .
Na het zien van de foto en de bewegende camerabeelden herkende ik de verdachte
onmiddellijk en voor honderd procent als:
[verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Ik herken de verdachte aan zijn lange, magere lichaamslengte en zijn typische loopje
dat ik als "verend" zou willen omschrijven. Ik herken de verdachte aan zijn ingevallen wangen en scherpe, opvallende jukbeenderen, ik herken de verdachte aan zijn karakteristieke "priemende" blik in zijn ogen. Ik herken de verdachte aan zijn lange, geprononceerde neus die uitloopt in brede neusvleugels en bollend op het punt van zijn neus. Ik herken de verdachte aan zijn meerdaagse baardgroei. Ik herken de verdachte aan zijn voorovergebogen lichaamshouding. Ik herken de verdachte aan zijn grote oren met "bloemkool-tekening." Ik herken de verdachte aan zijn brede volle onderlip. Ik herken de verdachte aan de diepe plooi of groef die aan beide zijden loopt tussen zijn neus en mond.
Op woensdag 2 september 2020 vond een woninginbraak plaats op het adres [adres]
te [woonplaats] . In deze zaak maakte ik eveneens een herkenning van de
voornoemde verdachte op. Bij beide inbraken zijn er opvallende details. De verdachte draagt namelijk identieke zwarte sportschoenen met vrede witte zool, die hij overigens ook droeg bij een woninginbraak op vrijdag 21 augustus 2020 bij een woninginbraak op het adres [adres] te [woonplaats] .
Bij de inbraken op 1 en 2 september 2020 droeg de verdachte een identieke blauwkleurige broek. In beide zaken verplaatste hij zich op een identieke herenfiets met opvallende groenkleurige voorband en een dubbel buisframe. Op het zadel bevindt zich in beide zaken een witte plastic tas of zadelhoes op het fietszadel. In beide zaken heeft de verdachte een witte big shopper tas van de Action bij zich. Deze is aan de voorzijde op een fietsrekje geplaatst.
Ik ken deze verdachte van mijn dienstverrichting in het centrum van de gemeente
Utrecht en met name in de omgeving van het Griftpark waar ik hem vaker heb gezien,
ook heb ik eerder onderzoek ingesteld naar deze verdachte.
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 5, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte ontkent degene te zijn die op de camerabeelden staat. De rechtbank volgt dat niet. Allereerst is daarbij van belang dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De beelden zijn voldoende helder en scherp en er zijn voldoende specifieke kenmerken van de te herkennen persoon op zichtbaar, zoals zijn kleding, zijn schoenen en zijn gezicht. Verder is van belang dat verdachte op de camerabeelden door een verbalisant is herkend. De verbalisant omschrijft in het proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning van verdachte uitvoerig waaraan hij verdachte herkent. De rechtbank acht de herkenning die op basis van deze camerabeelden is gerelateerd betrouwbaar.
Feit 7
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] .
Feit 9
Proces-verbaal aangifte van [aangever 5]
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning, welke gelegen is aan de [adres] perceelnummer [nummer] te [woonplaats] . Op dinsdag 10 november 2020, omstreeks 12:55 uur, verliet ik mijn woning op bovengenoemd adres. Ik ging naar Amersfoort toe om mijn dochter op te halen en kwam omstreeks 14:50 uur weer thuis met haar. Toen ik samen met mijn dochter in de hal van mijn woning stond, hoorde ik gerommel. Ik ben daarop halverwege de trap gaan staan, welke naar beneden liep. Daarop ben ik samen met mijn dochter naar beneden gelopen en ontdekte ik dat er ingebroken was.
Ik zag dat de tuindeuren van mijn slaapkamer openstonden en dat er glas op de grond
lag. Ik zag ook dat van één (1) van de tuindeuren, het glas kapot was.Ik bemerkte echter later dat er toch meerdere goederen waren weggenomen uit de slaapkamers. Dit
betroffen de volgende goederen: Apple ipad, horloge van het merk Fossil, horloge van het merk Orient, horloge van het merk Junghans en een gouden armband.
Proces-verbaal van bevindingen
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , ter plaatse kwam, ben ik naar de achterzijde van de woning gelopen. Ik zag dat de woning een rijtjeswoning betrof en dat men alleen bij de achtertuin kon komen, door een hofje aan de achterzijde van de straat in te lopen. Dit hofje is tussen bepaalde tijdstippen, in de avond, verboden om te betreden. Dit hofje is overdag wel toegankelijk maar ligt uit het zicht en tegen een spoorlijn aan. Dit hofje wordt gebruikt als toegang tot de achtertuinen van de bewoners van de [adres] .
Na het opnemen van de aangifte, voerde ik een buurtonderzoek uit. Ik liep het hofje
aan de achterzijde van woning uit en kwam daar langs perceelnummer [nummer] . Ik zag dat dit
een grote hoekwoning betrof, welke een camerabol aan de zijkant van de woning had
hangen. Ik concludeerde dat de verdachte hierop te zien kon zijn, omdat zich hier de
enige in- en uitgang van het hofje bevond. Ik sprak de bewoner van perceelnummer [nummer]
en hoorde dat de camera beelden opneemt. Omstreeks 16:00 uur, diezelfde dag, werd ik gebeld door de bewoner van de [adres] perceelnummer [nummer] . Ik hoorde dat hij de camerabeelden had bekeken en dat hier een man op te zien was, welke omstreeks 14:52 uur, door het beeld fietst. Het tijdstip van de inbraak lag rond 14:50 uur, dus ik deelde de man mede dat ik decamerabeelden graag wilde hebben. Toen ik deze later vrijwillig van de bewoner ontving en deze op het politiebureau bekeek, zag ik dat er omstreeks 14:52 uur een
man door het beeld fietste welke voldeed aan het signalement:
- Man
- Licht getinte huidskleur
- Zwart haar
- Bovenop het hoofd kaal en aan de zijkant haar
- Lichte baard
- Droeg zwarte sportschoenen van het merk Adidas
- Droeg een donkere dan wel blauwe jas
- Droeg een blauwe spijkerbroek
Ik zag ook op de camerabeelden, dat de man op een donkere fiets reed. Ik zag dat de
fiets een rekje voorop had en dat het een herenfiets betrof met dubbele stangen.
Aan dit proces verbaal van bevindingen, voeg ik twee foto's toe welke ik nam van de camerabeelden, waarop de man te zien is welke door het camerabeeld fietst ten tijde van de inbraak.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning verdachte
Op dinsdag 10 november 2020 zag ik een aandachtsvestiging van mijn collega [verbalisant 2]
. Bij deze aandachtsvestiging zijn twee foto's als bijlage toegevoegd.
Bij het zien van de foto's van de verdachte herkende ik deze onmiddellijk en voor
honderd procent als:
[verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Ik heb in de maand augustus 2020 onderzoek naar deze verdachte verricht. Vanaf deze maand is de verdachte in beeld gekomen en als verdachte aangemerkt in een aanzienlijk aantal woninginbraken in de stad en provincie van Utrecht. Het is mij ambtshalve bekend dat het Woninginbrakenteam van de districtsrecherche een dossier heeft opgebouwd tegen deze verdachte waarin momenteel 15 (vijftien) zaken zijn opgenomen. In dit dossier heb ik een aantal herkenningen opgemaakt van deze verdachte. De verdachte draagt op de foto's in de bij gevoegde bijlagen aan dit proces verbaal sportschoenen zwart van kleur met een brede witte zool en drie witte strepen van het merk Adidas. In het voornoemde dossier van het Woninginbrakenteam bevinden zich meerdere foto's uit verschillende zaken waarin de verdachte identieke schoenen draagt. Ik herken de verdachte verder aan zijn zwarte haar en de kale kruin bovenop zijn schedel. Ik herken de verdachte verder aan zijn donkere zwarte wenkbrauwen, ik herkende verdachte aan zijn enigszins slungelige postuur. Ik herken de verdachte aan zijn stoppelige baardgroei. Ik voeg als bijlage een foto van de verdachte toe uit de bevragingsindex van de Nationale Politie.
Proces-verbaal van bevindingen
Op dinsdag 11 november kreeg ik, [verbalisant 3] als hoofdagent van politie Midden-Nederland, het verzoek van [verbalisant 2] van Politie eenheid Utrecht-Centrum een aantal foto’s te bekijken. De foto's, welke ik vervolgens bekeek, waren afkomstig van camerabeelden vanuit de omgeving waar de inbraak had plaatsgevonden. Op de foto's herkende ik één man als zijnde een mij ambtshalve bekende uit mijn werkgebied Utrecht-centrum. De man zie ik regelmatig tijdens de uitvoering van mijn dienst. Tevens is het mij ambtshalve bekend dat deze man zeer veel antecedenten heeft op het gebied van woninginbraken. Zo herkende ik voor de volle 100% op alle foto's [verdachte] , geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Marokko.
Signalement [verdachte] :
- 40 tot 50 jaar oud
- Licht getinte huidskleur
- Dun postuur
- Onverzorgd uiterlijk
- Ongeveer 1.80/190 meter lang
- Smal gezicht
- zwarte haar en de kale kruin op zijn hoofd
- stoppelige baardgroei
Tevens is het mij ambtshalve bekend dat de fiets op de foto in het bezit is bij [verdachte] . Kenmerken fiets: Dubbele stang, zwart van kleur, bagagerek voorop.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 9, te weten diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte ontkent degene te zijn die op de camerabeelden staat. De rechtbank volgt dat niet. Allereerst is daarbij van belang dat de foto’s die van de camerabeelden zijn gemaakt van voldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. De foto’s zijn voldoende helder en scherp en er zijn voldoende specifieke kenmerken van de te herkennen persoon op zichtbaar, zoals zijn kleding, zijn schoenen en zijn gezicht. Verder is van belang dat verdachte op de foto’s door twee verbalisanten is herkend. De verbalisanten hebben eerder met verdachte te maken gehad en omschrijven in de processen-verbaal betreffende herkenning van verdachte uitvoerig waaraan zij verdachte herkennen. De rechtbank acht de herkenning die op basis van deze camerabeelden is gerelateerd betrouwbaar. Verder acht de rechtbank van belang dat het tijdstip van inbraak rond 14:50 uur lag en dat verdachte omstreeks 14:52 uur bij de enige in- en uitgang van het hofje was dat toegang gaf tot de achtertuinen van de bewoners van de [adres] . Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er nog meer personen zijn gezien rond dat tijdstip. De rechtbank is er om die reden van overtuigd dat het niet anders kan zijn dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd.
Feit 10
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] .
Feiten 12 en 13
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3]
"Ik kwam vandaag zaterdag 28 november 2020 omstreeks 14.15 uur thuis bij onze woning
aan de [adres] in [woonplaats] .
Ik zag dat er braakschade was aan het raam. Dit was waarschijnlijk door een
schroevendraaier gebeurd die tussen de sponning was gezet. Ook zag ik dat er aan de keukendeur braakschade zat wat ook met een schroevendraaier was gedaan. De keukendeur ging niet open, die was nog op slot. Maar bij het raam bleek het slot wel te zijn geforceerd.
Toen ik boven was ging de slaapkamerdeur open en kwam de inbreker naar buiten.
De inbreker wilde weg via de trap, maar ik stond in zijn weg. Ik zag dat hij een schroevendraaier pakte vanuit zijn heup. Hij dreigde mij daarmee.Ik kan me niet herinneren of hij daarbij iets heeft gezegd maar hij wees duidelijk met de schroevendraaier naar mij toe en dit kwam bedreigend over op mij.
Ik heb hem de trap af laten lopen naar beneden en toen hij halverwege was op de trap
ben ik op hem gesprongen. We vielen toen met zijn drieën naar beneden. Ik kwam er toen pas achter dat de inbreker tussen mij en mijn vrouw inlag geklemd. Ik merkte dat hij weer een schroevendraaier pakte toen hij tussen ons in geklemd zat. Ik hoorde dat hij zei dat hij nu geweld moest gaan gebruiken en daarom heb ik hem los gelaten. Toen kwam hij vrij uit de kluwen. Hij liep daarna achteruit de kamer in en hield een schroevendraaier in zijn hand en dreigde hiermee naar mij en mijn vrouw.
Via de keukendeur ben ik achter hem aangelopen en toen hij de poort uitliep heb ik
hem misschien een zet gegeven. Ik zag dat de buurman, [slachtoffer 2] , langs liep met zijn
fiets aan zijn hand. De inbreker liep naar het gangpad achter de woningen en ik zag dat hij daar een fiets had staan. Ik zag dat mijn buurman zijn fiets voor de fiets van de inbreker zette om hem de doorgang te barricaderen. Ik zag dat de inbreker toch zijn fiets erdoor wist
te duwen. Ik zag wel meerdere keren dat de inbreker een schroevendraaier voor zich hield en
naar ons dreigde om weg te komen denk ik. Uiteindelijk lukte het hem om weg te komen en fietste de inbreker weg. Ik hoorde van mijn buurman dat de inbreker de schroevendraaier ook op zijn borst heeft gezet. Ik heb dat niet zelf gezien. Ik zag nog wel kans om twee foto's te maken met mobiele telefoon toen mijn buurman de inbreker geblokkeerd werd.
De inbreker is niet agressief naar mij of mijn vrouw geweest, hij heeft geen fysiek
geweld gebruikt alleen maar gedreigd hiermee.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4]
Ik zag een schroevendraaier op de grond liggen met een rood of oranje handvat, het
was een vrij grote schroevendraaier. Ik hoorde dat de inbreker zei: "Daag me niet
uit".
Eigen waarneming van de rechtbank tijdens de terechtzitting van 30 juni 2021
Ter terechtzitting heeft de rechtbank gewezen op één van de door aangever gemaakte foto’s van verdachte, te vinden op pagina 381 van het proces-verbaal. Daarop is te zien dat verdachte een schroevendraaier in zijn hand heeft.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021
Ik kan me de inbraak aan de [adres] te [woonplaats] herinneren. Ik ben betrapt door die mensen. Ik wilde wegkomen. We zijn samen van de trap gevallen. Zijn vrouw zat ertussen. Ik heb de fiets gepakt en ik ben er vandoor gegaan. Ik ben niet echt een persoon die geweld gebruikt. Het gaat mij gewoon echt om het stelen.
Ik heb de schroevendraaier gebruikt om de woning in te komen. Daarna heb ik de schroevendraaier in de tas gedaan.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2]
Op zaterdag 28 november 2020 omstreeks 14.20 uur verliet ik mijn woning op mijn fiets
ik reed linksaf mijn poort uit. Ik zag mijn buren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , wonende op de [adres] te [woonplaats] , hun woning uitrennen en hoorde hen roepen: " [slachtoffer 2] , houdt hem tegen, hij heeft ingebroken". Ik zag een man hun tuindeur uitrennen en naar een
fiets lopen die op de hoek van de poort die uitkomt op de [straat] stond. Ik zag dat hij met zijn linkerhand met de schroevendraaier een stekende beweging maakte richting mijn borst. Ik zag en voelde dat de punt van de schroevendraaier mij ter hoogte van mijn hart raakte.
Bewijsoverweging
Uit het voorgaande volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 12, te weten poging diefstal uit de woning aan de [adres] door braak. Verdachte heeft dat bekend maar heeft ontkend richting [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedreigd te hebben met een schroevendraaier. Ook heeft verdachte ontkend dreigende woorden te hebben gebruikt. De rechtbank volgt verdachte daarin niet en wijst op de verklaring van aangever en van de getuige waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte hen bedreigd met een schroevendraaier en tevens de dreigende woorden heeft geuit: ‘nu moet ik geweld gaan gebruiken’ en ‘daag me niet uit’. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 13, te weten bedreiging van [slachtoffer 2] . Uitsluitend de aangever heeft verklaard dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt met de schroevendraaier en hem daarbij heeft geraakt. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de bewijsmiddelen die betrekking hebben op feit 12. Verdachte had namelijk een schroevendraaier in zijn hand, heeft daar kort daarvoor mee gedreigd jegens aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (feit 12) en bij de confrontatie met [slachtoffer 2] had hij de schroevendraaier nog steeds vast. De rechtbank ziet hierin voldoende (steun)bewijs dat verdachte de schroevendraaier daadwerkelijk richting aangever [slachtoffer 2] heeft gebracht en daarmee in contact is gekomen met de borst van die [slachtoffer 2] .
Feit 14
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] .
Feit 15
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] .
Feit 16
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2021;
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] .