ECLI:NL:RBMNE:2021:3480
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
Op 26 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van een woning aan de [straat] [huisnummer 1] te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 309.000,- voor het belastingjaar 2020, welke waarde was vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 286.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype for Business op 2 juli 2021, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat verweerder de bewijslast had om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde was bepaald aan de hand van vergelijkingen met referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de door eiser aangedragen vergelijkingen niet opgingen vanwege verschillen in gebruiksoppervlak en kavelgrootte.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.