ECLI:NL:RBMNE:2021:3478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/348
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering na Eerstejaars ZW-beoordeling en geschil over medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van de ZW-uitkering van eiser, die eerder als medewerker autobedrijf werkte. Eiser had zich ziek gemeld na het beëindigen van zijn dienstverband op 31 maart 2018, waarna hij een ZW-uitkering ontving. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft op basis van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling vastgesteld dat eiser op 30 maart 2019 meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de stopzetting van zijn uitkering per 6 december 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 23 december 2020.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 juni 2021, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was. Eiser betwistte de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV en voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft dat eiser geen recht meer had op de ZW-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiser had niet met medische stukken onderbouwd dat de vastgestelde beperkingen niet klopten.

De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van de geduide functies beoordeeld en vastgesteld dat deze in overeenstemming waren met de beperkingen van eiser. De rechtbank oordeelde dat eiser met de voorbeeldfuncties 90,61% van zijn maatmaninkomen per uur kon verdienen, wat meer is dan de vereiste 65%. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard en hoefde het UWV geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiser heeft gewerkt als medewerker autobedrijf voor ongeveer 35 uur per week. Op 31 maart 2018 eindigde het dienstverband en heeft hij zich ook ziek gemeld, waarop hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) is toegekend.
Verweerder heeft voor de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling beoordeeld hoe de medische situatie van eiser is op de datum 30 maart 2019, waarna de belastbaarheid van eiser is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 oktober 2019. Vervolgens zijn op basis van een arbeidskundig onderzoek drie voorbeeldfuncties geduid die eiser zou kunnen verrichten. Volgens verweerder kan eiser in die functies meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In het primaire besluit van 5 november 2019 heeft verweerder daarom beslist dat de ZW-uitkering van eiser met ingang van 6 december 2019 stopt.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 23 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift
ingediend.
Het beroep is op de zitting van 9 juni 2021 via Skype behandeld. De gemachtigde van eiser was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat deze zaak over?

1. Verweerder heeft de ZW-uitkering van eiser vanaf 6 december 2019 stopgezet, omdat hij volgens verweerder op 30 maart 2019 meer dan 65%, namelijk 90,61%, van het loon per uur kan verdienen dat hij als medewerker autobedrijf verdiende (zijn maatmaninkomen). Dit percentage verdienvermogen is met medisch en arbeidskundig onderzoek berekend aan de hand van het loon dat eiser ondanks zijn beperkingen, zou kunnen verdienen met voorbeeldfuncties die voor hem zijn geselecteerd.
2. Eiser vindt dat hij wel recht heeft op een ZW-uitkering. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met zijn klachten en beperkingen. Daarnaast vindt eiser dat de voorbeeldfuncties niet geschikt zijn.
3. In deze zaak zal de rechtbank beoordelen of verweerder terecht heeft beslist dat eiser met de geduide voorbeeldfuncties meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen, zodat hij met ingang van 6 december 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.

Hoe toetst de rechtbank?

4. Verweerder mag dit soort besluiten baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk: de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts, dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt de rechtbank er van?

5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser geen recht meer heeft op een ZW-uitkering en dat deze uitkering daarom met ingang van
6 december 2019 terecht is stopgezet. Eiser krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. De rechtbank zal haar oordeel hieronder uitleggen.
De medische beoordeling
6. Eiser stelt dat hij bekend is met ernstige migraine aanvallen. Dit is volgens eiser het laatste jaar toegenomen, zoals ook blijkt uit de bijgevoegde brief van de neuroloog dr. [neuroloog] van 27 mei 2019. Eiser ervaart veel beperkingen bij het uitvoeren van handelingen in een onrustige omgeving en in een opgelegd tempo. Ook bij overleg, plannen, afstemmen van werkzaamheden en andere samenwerking met collega’s ervaart eiser beperkingen vanwege de migraine. Verder voert hij aan meer beperkt te zijn ten aanzien van de werktijden vanwege energetische beperkingen na een migraineaanval. Hij is dan uitgeput en zijn slaapritme is verstoord. Tijdens de beroepsfase heeft eiser aanvullend naar voren gebracht dat inmiddels uitgezaaide darmkanker bij hem is geconstateerd. Zijn dikke darm is verwijderd en hij heeft een stoma. Na herstel van de operatie zal eiser verdergaande behandelingen ondergaan waaronder chemo en radiotherapie. Eiser heeft van de behandelend specialist begrepen dat het ziekteproces dat nu tot de huidige diagnose heeft geleid al lange tijd gaande is. Eiser gaat er van uit dat op de datum in geding, 6 december 2019, de aandoening al aanwezig was. Eiser had toen ook klachten die gerelateerd zijn aan de darmkanker zoals buikpijn, duizeligheid en vermoeidheid, misselijkheid en braken, gewichtsverlies, geen eetlust, geelzucht en veranderende ontlasting. Hij heeft deze klachten genegeerd, vanwege zijn overige problematiek waar hij toen het meeste last van had. Daarom is in een zeer laat stadium darmkanker geconstateerd met alle gevolgen van dien. Eiser verwijst hiervoor naar het radiologiebericht van 16 februari 2021, waaruit blijkt dat sprake is van een obstruerend tumor van ruim 5,4 cm. Volgens eiser is het niet aannemelijk dat een tumor met een dergelijke omvang niet al op de beoordelingsdatum aanwezig was. Vanwege de uitzaaiingen heeft eiser op 19 april 2021 opnieuw een operatie aan zijn lever ondergaan. Hij heeft nog maar 60% van zijn lever over.
7. De rechtbank is van oordeel dat de medische beoordeling voldoet aan de drie onder punt 4 genoemde voorwaarden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en daarbij kennis genomen van alle in het dossier aanwezige medische stukken. In het rapport van 14 december 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven dat eiser sinds jaren bekend is met migraine en spierspanningshoofdpijn waarvoor hij onder behandeling is bij de neuroloog en de fysiotherapeut. Uit de brief van de neuroloog van 15 oktober 2019 is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op te maken dat de klachten van eiser met het medicijn Nortriptyline afnemen. Vanwege het medicatiegebruik heeft de primaire verzekeringsarts een beperking aangenomen ten aanzien van professioneel vervoer. Daarnaast heeft de primaire verzekeringsarts eiser beperkt geacht ten aanzien van frequent zware lasten hanteren tijdens het werk in verband met de bij eiser bestaande chronische aspecifieke lage rugklachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiser daarvoor onderzocht door de orthopeed en zijn uit het aanvullend onderzoek geen andere verklaringen gekomen. Vanwege de stressklachten en psychosociale problematiek van eiser heeft de primaire verzekeringsarts beperkingen aangenomen ten aanzien van veelvuldige deadlines en omgaan met conflicten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kon tijdens onderzoek in 2018 bij Indigo/Noagg GGZ geen psychiatrische diagnose worden gesteld. Rond datum in geding heeft eiser een gesprek bij POH-GGZ die geen indicatie ziet voor vervolggesprekken. In juni 2020, een half jaar na datum in geding, is eiser op zijn eigen verzoek doorverwezen naar een eerstelijns psycholoog. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uit de informatie van de huisarts op te maken dat de psychosociale problematiek een grote rol speelt in de ervaren stressklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische indicatie om meer of andere beperkingen aan te nemen. Dat geldt ook voor de urenbeperking als gevolg van de energetische klachten van eiser. De primaire verzekeringsarts heeft eiser beperkt geacht voor avond- en nachtwerk. Voor een verdere urenbeperking ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische indicatie. Eiser heeft niet met medische informatie onderbouwd dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen en dat de urenbeperking niet ver genoeg gaat.
8. De latere beroepsgronden van eiser over de vastgestelde diagnose darmkanker maken het voorgaande niet anders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapporten van 7 april 2021 en 26 mei 2021 voldoende gemotiveerd dat de aanwezigheid van de door eiser genoemde aanvullende klachten en beperkingen op de datum in geding als gevolg van darmkanker niet door de beschikbare medische informatie van de behandelend sector kan worden bevestigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in haar rapport van 7 april 2021 dat eiser zich arbeidsongeschikt heeft gemeld in verband met hoofdpijnklachten bij spierspanningshoofdpijn en migraine. De darmkanker is ruim een jaar na de datum in geding gediagnosticeerd. Er is uit de meegezonden medische informatie niet op te maken dat er sprake is van uitzaaiingen buiten de buik die de hoofdpijn zouden kunnen verklaren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de medische informatie, in het bijzonder het huisartsenoverzicht van 23 juni 2020, niet dat eiser rond de datum in geding klachten had die te relateren zijn aan darmkanker zoals buikpijn, rectaal bloedverlies, anemie of obstipatieklachten. Het exacte moment van het begin van de darmkanker is niet meer te achterhalen, maar er zijn geen aanwijzingen dat er reeds op datum in geding sprake was van klachten of beperkingen die uit deze aandoening voortvloeien.
9. De rechtbank vindt deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en goed te volgen. Dat eiser stelt dat, achteraf bezien, er ook al aanwijzingen waren dat hij op de datum die hier wordt beoordeeld (6 december 2019) klachten had die duiden op darmkanker, is begrijpelijk maar volgt niet uit de medische informatie die is ingebracht. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat de beperkingen van eiser zijn onderschat zoals die zijn vastgelegd in de FML van 25 oktober 2019.
De arbeidskundige beoordeling
10. Over de arbeidskundige beoordeling voert eiser allereerst aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dezelfde functies heeft geduid als de primaire arbeidsdeskundige, terwijl de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconstateerd dat die functies de belastbaarheid van eiser te boven gaat. Verder stelt eiser dat alle geduide functies niet geschikt zijn, omdat het allemaal fulltime functies zijn. Voor de functies Productiemedewerker elektra- en metaalindustrie en Productiemedewerker papier, karton geldt dat er gewerkt moet worden met machines in een niet door hem te beïnvloeden werktempo. Eisers handelingstempo is echter beperkt vanwege de veelvuldige migraine aanvallen en de medicatie die hij gebruikt. De combinatie van de overige aanwezige aandoeningen waaronder de diabetes mellitus en hoge bloeddruk dragen hiertoe in negatieve zin bij.
11. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 18 december 2020 de eerder door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies niet geschikt vond, maar hij heeft binnen dezelfde SBC-codes andere functies geduid die volgens hem wel voor eiser passend zijn. Het zijn dus andere functies met andere functienummers. Deze functies zijn: Medewerker schoonmaak A (onder SBC-code 111334), Medewerker bloemzaadproductie (onder SBC-code 111010) en Productiemedewerker (onder SBC-code 111174).
12. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij alle drie de functies voldoende heeft gemotiveerd waarom die in overeenstemming zijn met de beperkingen van eiser uit de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport bij de signaleringen toegelicht waarom de geduide functies geen overschrijding van de belastbaarheid opleveren. Er geldt geen beperking voor het aantal werkuren, dus de rechtbank is niet gebleken dat eiser niet fulltime kan werken. Over het werktempo in de betreffende functie onder de SBC-code 111174 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat eiser niet beperkt is voor een hoog dan wel gedwongen werktempo, mits het werk fysiek niet zwaar is, geen veelvuldige deadlines/productiepieken kent en geen reactievermogen vereist. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om aan het oordeel van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te twijfelen.

Conclusie

13. De conclusie is dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep terecht heeft vastgesteld dat eiser met deze voorbeeldfuncties 90,61% van zijn maatmaninkomen per uur kan verdienen. Omdat dit meer is dan 65% heeft eiser vanaf 6 december 2019 geen recht meer op een ZW-uitkering. Het beroep is ongegrond. Omdat eiser dus geen gelijk krijgt, hoeft verweerder de proceskosten die eiser heeft gemaakt en het griffierecht dat hij heeft betaald, niet aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.