ECLI:NL:RBMNE:2021:3449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
UTR 19/3485
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ontslag van ambtenaar wegens niet meewerken aan re-integratie

Op 22 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Minister van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de plv. Hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen. De zaak betreft een ontslag van de eiser op grond van artikel 98b, eerste lid, aanhef en onder a, van het ARAR. In een eerdere tussenuitspraak van 8 maart 2021 had de rechtbank de verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft hierop een aanvullende motivering ingediend, waarop eiser een schriftelijke zienswijze heeft gegeven. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was.

De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om het strafontslag van eiser te verlenen, maar dat in het bestreden besluit geen belangenafweging was gemaakt. In de aanvullende motivering heeft verweerder alsnog een belangenafweging gemaakt, waarbij het dienstbelang het strafontslag vereiste. Eiser heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat zijn belangen niet zijn meegenomen in deze afweging. De rechtbank stelt vast dat verweerder veel vrijheid heeft in de inrichting van de politieorganisatie en dat hij van eiser mocht verwachten dat hij meewerkte aan zijn re-integratie. Eiser had herhaaldelijk de kans gekregen om mee te werken aan een onderzoek, maar weigerde dit.

De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid tot strafontslag. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand, omdat verweerder het gebrek heeft hersteld. Eiser krijgt het betaalde griffierecht vergoed en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.870,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. de Groen),
en
De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, plv. Hoofddirecteur Dienst Justitiële Inrichtingen, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M. Koene).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 8 maart 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder bevoegd was om eiser op grond van artikel 98b, eerste lid, aanhef en onder a, van het ARAR ontslag te verlenen, maar dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit geen belangenafweging had gemaakt.
3. In zijn aanvullende motivering heeft verweerder alsnog een belangenafweging gemaakt. Volgens verweerder vergde het dienstbelang het strafontslag van eiser.
4. Eiser voert in de zienswijze aan dat in de belangenafweging zijn belangen niet zijn meegenomen: verweerder had rekening moeten houden met de gevolgen van het strafontslag voor eiser, met de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid en met de voorgeschiedenis als geheel (waaronder de gebrekkige re-integratie). Verweerder heeft ten onrechte niet onderzocht of er andere mogelijkheden waren dan een strafontslag.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder veel vrijheid toekomt als het gaat om de inrichting van de politieorganisatie en (daarmee) om de invulling van het begrip ‘dienstbelang’. De rechtbank oordeelt dat verweerder in het kader van het dienstbelang van eiser mocht verwachten dat hij zijn medewerking verleende aan zijn re-integratie. Verweerder heeft in dit kader aan eiser mogen tegenwerpen dat de bedrijfsarts een multidisciplinair onderzoek noodzakelijk achtte. Dit volgt ook uit r.o. 12 van de tussenuitspraak. Verweerder heeft ook aan eiser mogen tegenwerpen dat hem herhaaldelijk en nadrukkelijk te kennen is gegeven dat en waarom hij moest meewerken aan het onderzoek bij Ergatis en wat de gevolgen zouden zijn als hij dit bleef weigeren. De rechtbank verwijst hierbij naar het verslag van het verzuimgesprek van 16 juli 2018, het verslag van het gesprek van 29 oktober 2018 en de brief van 5 november 2018. Ook na deze laatste brief, die een formele waarschuwing bevat, heeft eiser nog geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek bij Ergatis. Dit blijkt uit het verslag van het gesprek van 19 november 2018 tussen eiser en [A] en uit het voornemen sanctieontslag van 3 december 2018. Verweerder heeft dus rekening gehouden met de gevolgen van het strafontslag voor eiser en heeft hem daar ook voor gewaarschuwd.
6. Voor wat betreft de andere argumenten die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, oordeelt de rechtbank als volgt.
6.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld dat mogelijke tekortkomingen in de re-integratieverplichtingen van verweerder eiser niet hebben ontslaan van de op hemzelf rustende verplichtingen in verband met zijn re-integratie (lees: mee te werken aan het onderzoek bij Ergatis, zie r.o. 14 van de tussenuitspraak). De rechtbank blijft bij dit oordeel. Eiser heeft verder niet uitgelegd wat hij bedoelt met ‘de voorgeschiedenis als geheel’, dus daar gaat de rechtbank niet op in.
6.2.
Verweerder heeft bovendien eerst geprobeerd eiser op andere manieren alsnog te laten meewerken aan het onderzoek bij Ergatis: verweerder heeft verschillende gesprekken gevoerd met eiser hierover (zie r.o. 5 van deze uitspraak) en heeft hem zelfs een loonsanctie opgelegd. Dit heeft allemaal niet geholpen en op een gegeven moment houdt het dan op. Verweerder heeft dus eerst geprobeerd om met minder zware instrumenten eiser te bewegen tot medewerking en heeft als laatste middel eiser ontslagen.
6.3.
Uit r.o. 2 tot en met 5 van de tussenuitspraak blijkt verder dat verweerder zich bereid heeft verklaard de helft van de kosten van de verkeerstherapie te dragen, terwijl hij daartoe niet verplicht was. De rechtbank overweegt dat verweerder in die zin al rekening heeft gehouden met het feit dat eisers arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een dienstongeval.
6.4.
Eiser heeft bij zijn zienswijze een e-mail van zijn zorgverzekeraar d.d. 15 december 2020 gevoegd. Uit deze e-mail kan worden afgeleid dat de kosten voor de verkeerstherapie niet worden vergoed. Deze e-mail leidt niet tot een ander oordeel dan verwoord in r.o. 5 van de tussenuitspraak omdat verweerder heeft mogen beslissen dat de kosten van de verkeerstherapie geen noodzakelijke kosten zijn in de zin van artikel 48, eerste lid, van het ARAR.
7. Alles overziende oordeelt de rechtbank dat verweerder gezien de aard en de ernst van de gedragingen van eiser in redelijkheid van de bevoegdheid tot strafontslag gebruik heeft kunnen maken.
8. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Nu verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).