ECLI:NL:RBMNE:2021:3443
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens toekenning WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking kwam voor een WW-uitkering. Na een eerdere afwijzing van zijn bezwaar, heeft verweerder op 7 mei 2021 een nieuw besluit genomen, waarbij verzoeker een WIA-uitkering is toegekend. Hierdoor had verzoeker geen belang meer bij de WW-uitkering en trok hij zijn beroep in. Verzoeker vroeg vervolgens om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overwoog dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. In dit geval was het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond verklaard door de toekenning van de WIA-uitkering, wat betekende dat verweerder geheel aan verzoeker tegemoet was gekomen.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 748,- aan proceskosten aan verzoeker, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.