ECLI:NL:RBMNE:2021:3442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
21/1080
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na toekenning WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 13 juli 2021, wordt het beroep van verzoeker behandeld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, waarop verweerder niet tijdig heeft beslist. Na een beroep op 16 april 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag van verzoeker gegrond is verklaard en hem de WIA-uitkering is toegekend. Verzoeker verzoekt nu om vergoeding van de proceskosten, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank oordeelt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te verschijnen. De rechtbank verwijst naar de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarin is bepaald dat als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden.

Aangezien verweerder met het besluit van 16 april 2021 geheel aan verzoeker tegemoet is gekomen, wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 748,-. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen. De rechtbank heeft deze beslissing op 13 juli 2021 genomen en zal deze openbaar maken via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1080

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. K. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 16 april 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker verzoekt nu om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoeker) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Met het besluit van 16 april 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker gegrond verklaard en hem een WIA-uitkering toegekend. Daarmee is verweerder geheel aan verzoeker tegemoet gekomen. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Verweerder moet dit bedrag aan verzoeker betalen.
4. Verweerder moet uit eigen beweging ook het door verzoeker betaalde griffierecht van
€ 49,- aan hem terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoeker zal hierover dus verweerder moeten benaderen.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.