ECLI:NL:RBMNE:2021:3432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/2844
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningurgentie zonder spoedeisend belang

In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2021, in de zaak met zaaknummer UTR 21/2844, is het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, dat haar verzoek om woningurgentie op 30 juni 2021 had afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had aangevoerd dat de spoedeisendheid voortkwam uit de gezondheid van haar zoon en de onveilige situatie in haar huidige woning, waar schimmel en vocht aanwezig waren. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd om haar stellingen te onderbouwen. Bovendien was er geen sprake van dreigende dakloosheid of onomkeerbare gevolgen als verzoekster moest wachten op de beslissing op haar bezwaar.

De voorzieningenrechter benadrukte dat voor het treffen van een voorlopige voorziening niet alleen spoedeisend belang vereist is, maar ook dat het bestreden besluit evident onrechtmatig moet zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit van de gemeente niet evident onrechtmatig was, en dat er geen redenen waren om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra-Foppen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2844

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om urgentie van verzoekster afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een bezwaarprocedure of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemprocedure niet. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Spoedeisend belang
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat de spoedeisendheid blijkt uit de aard van de zaak. Daarnaast is sprake van spoedeisendheid gelet op de gezondheid van verzoeksters zoon. In de woning waar verzoekster verblijft ontstaat schimmel en vocht in de woning. Verzoeksters zoon is in de nacht vaak benauwd waardoor verzoekster het raam open moet doen. Ook is de veiligheid van verzoekster in het geding aangezien zij en haar gezin door de buren worden gediscrimineerd.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Uit het dossier volgt dat verzoekster een woning heeft in [woonplaats] . De omstandigheden die verzoekster heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar spoedeisend belang, heeft zij niet met stukken onderbouwd. In de gestelde omstandigheden alleen ziet de voorzieningenrechter onvoldoende reden voor het oordeel dat van verzoekster niet gevergd kan worden dat zij de beslissing op het bezwaar afwacht. Van dreigende dakloosheid is ook niet gebleken. Evenmin is onderbouwd dat wanneer verzoekster langer in de woning moet verblijven, zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen.
Evident onrechtmatigheid
5. Omdat verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
6. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen..
Conclusie
7. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 juli 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.